Daar gaat je liefie

Eerder verschenen in verhalenbundel ‘Onalledaags’

Oost-online noemt hem de chroniqueur van Oost: ‘In zijn maandelijks terugkerende “Onalledaags” schetst hij niet-alledaagse taferelen die hij in Oost tegenkomt. Zijn bijzondere blik laat een Oost zien waar velen aan voorbijgaan.’

Muziekkoepel Oosterpark

Muziekkoepel Oosterpark

Op een bankje aan de rand van het grote veld van het Oosterpark kijkt een vrouw voor zich uit. Het is meer dan kijken wat ze doet. Naast haar ligt een schetsboek en een lederen tas bevlekt met vele tinten verf.
   Ze pakt het schetsboek op, legt het op haar knieën en met een potlood zet ze enkele lijntjes uit. Dan pakt ze uit de tas enkele tubes verf, kwasten en een palet. Ze mengt enkele kleuren en brengt de eerste contouren aan. Ondertussen ben ik op het bankje ernaast gaan zitten, Roos ligt voor mijn voeten.
   Een klein meisje huppelt van het veld onze kant op. Met een olijke blik in haar ogen gaat ze naast de schilderes staan.
   ‘Wat schilder jij?’ vraagt ze.
   ‘Die spelende kinderen en dat kleine, zwart met witte hondje.’
   ‘O. Ik word later schilder. Jij ook?’
   De schilderes kijkt het meisje aan en onderdrukt haar lach. ‘Ja, ik word denk ik later ook maar schilder, dat lijkt me wel wat.’
   Het meisje lacht haar melkwitte tanden bloot. ‘Ja, dan kan ik iedereen schilderen, dat vindt mama mooi.’
   ‘Nou, ik ga maar weer door,’ zegt de schilderes, ‘dan leer ik schilderen en dan word ik later ook schilder, dat lijkt me wel een mooi beroep.’
   ‘Ja, dan worden we samen schilder, dat vind ik leuk,’ zegt het meisje, en ze huppelt vrolijk terug naar haar moeder die even verderop op een kleed zit met limonade en broodjes, haar blik gericht op haar smartphone.
   De schilderes kijkt me met een knipoog aan. We moeten lachen om deze vrolijke conversatie. De kunstenares die schilder moet worden, terwijl ze hiermee reeds jaren haar brood verdient.
   Ik wens haar veel succes met het schilderen en een fijne dag en loop met Roos door.
   We komen bij de muziekkoepel waar een duif op de reling zit. Ze houdt haar kopje scheef, blikt even naar links en rechts, fladdert op en landt op een fietsstuur.
   Een man pakt uit zijn fietstas een zakje met vogelzaad, strooit wat in de palm van zijn hand en houdt het haar voor. Zonder aarzelen pikt ze de zaadjes vliegensvlug weg, terwijl hij ondertussen naar een blikje bier grijpt.
   Roos houdt even haar pas in, kijkt omhoog naar de pikkende duif en struint verder. Mijn hond kijkt in dit park niet meer op van afwijkende taferelen.
   ‘Die duif heeft het goed voor mekaar,’ merk ik lachend op.
   ‘Ze is ’n houtduif, meneer,’ klinkt het in plat-Amsterdams. Hij zet zijn blikje bier op zijn zadel en aait de houtduif over haar kopje.
   Als ik naar twee verderop waggelende stadsduiven kijk, zie ik onmiskenbare verschillen. Zíj heeft een roodgeel snaveltje, blauwgrijs kopje met aan de achterzijde zwarte streepjes, wit kraagje en een paarsig lijfje. Stukken mooier dan de doodordinaire duif.
   Een andere alcoholist komt erbij staan. ‘Is geen houtduifie meer, hoor, maar ’n huisduifie. Lekker makkelek wijfie, hè, Jan,’ schatert hij uit.
   ‘Tam is ze zeker én knap ook,’ zeg ik.
   ‘Zeker weten, dit wijfie ken-ie nog in z’n hand houwe, and’re niet meer.’ Opnieuw barst hij in lachen uit.
   Onverstoorbaar gaat Jan door met het voeren van zijn vriendin. Als ze uitgegeten is, strijkt hij over haar verenmantel. Dat laat ze zich wel gevallen. Maar dan vliegt ze weg.
   ‘Daar gaat je liefie, Jan.’
   Zo gewonnen zo geronnen, denk ik. Nooit viel het me op dat er in de stad twee soorten duiven rondhangen.

Uit: Onalledaags, 2019.

Alle rechten voorbehouden

28 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe