Na de laatste uitkering in juni 1933 voorziet Levie zich in het eigen onderhoud. Hoe hij dit precies heeft gedaan tot aan de uitreiking van zijn eerste markt- of ventkaart is niet helemaal duidelijk. De marktkaart dateert namelijk van september 1934. De reden voor de overstap is de situatie waarin Levie was terechtgekomen. Door de langdurige werkloosheid raakt hij overspannen. De financiële steun van de familie maakt het mogelijk dat hij zich kon richten op de handel in manufacturen.
Er zijn twee, bijna identieke, marktkaarten bewaarde gebleven. Ik heb er daarom maar een afgebeeld, voor én achter. In het dossier wordt aangegeven dat hij hoofdzakelijk in de buitenwijken van Amsterdam vent. Zo worden de Watergraafsmeer en Oostzaan (boven ’t IJ) genoemd.
Voor alle duidelijkheid: ”Vanaf 1922 moesten alle Amsterdamse marktkooplui met een vaste staanplaats op de markt en alle venters die op een vaste staanplaats langs de openbare weg stonden, een marktvergunning hebben en marktgeld betalen. De koopman (of vrouw) moest de kaart bij zich dragen en een schaduwkaart werd bewaard door de Dienst Marktwezen van de Gemeente Amsterdam.” Bron: Joodsmonument. Bij het stadsarchief zijn de bewaard gebleven vergunningen allemaal ondergebracht onder: Indexen > marktkaarten. Bijsteun
Hoewel Levie zelfstandig wil zijn, heeft hij nog wel de gebruikelijk problemen van elke venter in deze tijd. Het was kommer en kwel in de venterswereld van de jaren dertig. Wat dat betreft was het niet de juiste tijd om in te stappen. Levie krijgt op 29 november 1933 fl. 5,50 bijsteun via het A.S.A. (onbekende afkorting). Heel veel help het niet, al vrijs snel klopt hij aan voor Handelsgeld. Levie koopt zijn handelswaar in kleine hoeveelheden bij De Vries en van Buuren. Eigenlijk wel opmerkelijk gezien het eerdere probleem toen hij werd verdacht van handelen en contact hij bij genoemd bedrijf. Naast deze bron van handelswaar koopt hij ook restpartijen op bij marktkooplui. Steun is nodig en hem wordt 15 gulden handelsgeld toegezegd. Hoewel het mei 1934 is wordt er door Het Bureau Maatschappelijke Steun op gewezen dat het gedurende de wintermaanden erg moeilijk is (geweest).
Ventvergunning
Op 29 augustus 1934 krijgt Levie dan eindelijk zijn ventvergunning: serie 14, nr. 166 zonder een vast ventwijk. Opnieuw wordt hem 15 gulden handelsgeld verstrekt. Inmiddels heeft hij voor een bedrag van 180 gulden materiaal bij De Vries en Van Buuren ingekocht. De verdiensten zijn ongeveer 15 gulden per week.
NAAR: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 9