Mijn man en ik hadden een banketbakkerij in de Pretoriusstraat, nummer 36, waar wij hard voor werkten. Het was zeker geen rozengeur en maneschijn in het begin. Wij waren jong, hadden een eigen zaak en kregen al snel twee kinderen.
Er zaten toen veel winkels in de Pretoriusstraat en er was veel onderling contact tussen de winkeliers. In onze kleine zaak stond ik meestal zelf. Er werd ontzettend veel verteld in de winkel. Toen ik zwanger was, kreeg ik allemaal cadeautjes van vrouwen. Als ik oudere vaste klanten een tijdje niet zag, belde ik ze op om te horen of het wel goed met ze ging.
Ik heb het niet als erg ervaren toen de bevolkingssamenstelling van de buurt begon te veranderen en veel Nederlandse gezinnen wegtrokken naar Almere. Al die verschillende culturen vond ik wel een verrijking. Allochtone gezinnen kochten wel brood bij ons, maar geen gebak. Een meisje kwam een keer vragen of er iets bij ons in de oven mocht wat haar moeder had gemaakt. Ik vond dat goed, ik kon me voorstellen hoe vervelend het is als je iets hebt gemaakt en je kunt het niet bakken omdat de oven het niet doet. Mijn man zei tegen mij: "Jij ook met je sociale dingen". Hij hield niet van exotische etensluchtjes en toen het klaar was sloeg hij het aanbod af om een stukje te proeven.
Wij zijn gestopt met de zaak omdat er geen toekomst meer in zat. Mijn man ging bij Kwekkeboom werken en ik later ook.