Het dossier geeft ook wat algemene informatie over het gezin Jas. Volgens het dossier is Abraham al twaalf jaar werkzaam als koekbakkersknecht bij een familie Witstijn in de Jodenbreestraat 87. Op 15 juni 1914 kreeg hij ontslag in verband met de opheffing der zaak. In de jaren daarna is hij gedurende de zomermaanden in dienst bij de NV Amsterdamsche Banketbakkers IJscompagnie (IJsco) en verdient daar een behoorlijk loon, namelijk gemiddeld zo’n twintig gulden per week. De werkelijke naam is: De N.V. Automatische IJscompagnie der Amsterdamsche Banketbakkers. In september 1916 kreeg hij daar ‘voorlopig ontslag’ (het zomer seizoen was voorbij), waarna hij drie dagen per week werkzaam was bij een banketbakker in de Govert Flinckstraat 73. Bij deze bakker, bakker Hesmerg, verdiende hij ongeveer negen gulden per week. Begin december heeft hij zich daar aan de linkerhand verwond. Omdat de patroon hem geen ander werk wilde of kon opdragen kreeg hij zijn ontslag, zonder schadevergoeding. De ambtenaar weet verder te melden: ‘Misbruiken worden niet waargenomen’. Het oordeel luidt: ”M.i. is het gewenscht met in gang van deze week hulp te verlenen. De man is verwezen naar de Gemeente Arbeidsbeurs. Dagelijks aanmelding ten kantore verdient aanbeveling.”
Er wordt een inventaris gemaakt van de vaste lasten van het gezin Jas. Abraham betaalt voor zijn woning f. 1,75 per week, hij heeft een huurschuld van twee weken. Verder heeft hij twee gulden beleend (sieraden) bij de Stadsbank. Vaste lasten zijn verder een kwartje per week voor ‘fondsen’ (mogelijk begrafenisfonds en/of ziekenfonds). Het bedrag dat wordt uitgekeerd aan Abraham is zes gulden per week (voor een periode van vier weken) plus Winterbedeling. Wat er aan winterbedeling wordt uitgekeerd is niet helemaal duidelijk, mogelijk gaat het om briketten (steenkool).
Aan het begin van 1917 blijkt dat Abraham nog steeds zonder werk is. Hij meldt zich geregeld bij de Gemeente Arbeidsbeurs. Het Nederlands Israëlitisch Armbestuur laat weten dat zij, vanwege een gebrek aan middelen, niet kunnen steunen. Het gezin is, om in de termen van de ambtenaar te blijven, vermeerderd met de geboorte van Joël. Het uitkeringsbedrag wordt verhoogd met twee kwartjes toto f. 6,50. In februari laat Abraham weten dat hij een betrekking heeft gekregen als koekbakkersknecht bij H. Lek (Rapenburg 36) en bedankt daarom voor verdere hulp. Daar werd o.a. het zogemaande Progresgebak gemaakt en dan hebben we het over ‘gebakken amandel schuimgebak’.
NAAR: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 3