In juni 1926 wordt Isaäc onnieuw thuis bezocht en ‘ten kantore besteld’. Omdat hij niet naar het kantoor komt, maakt de ambtenaar op: ‘dat hij volgens afspraak met de vrouw beschouwd moet worden dat hij nog aan het werk is’. Hij doet nog steeds ongeregeld werk bij de Algemene Brandstoffenhandel Amsterdam. Abraham is, zo blijkt uit een korte aantekening, weer opgenomen in het Rijkskrankzinnigengesticht te Woensel. Wanneer hij daar weer wordt ontslagen, is niet bekend. Roosje werkt nog bij Polak en verdient inmiddels f. 15,- per week. Simon heeft opnieuw een andere betrekking, hij werkt nu bij Kalf (in specerijen en gros) aan de Nieuwe Keizersgracht met een verdienste van f. 7,50 per week.
Tussen juni 1926 en september 1928 zijn er geen mededelingen. In september 1928 vraagt Isaäc om Versterkende Middelen. Het gaat om zijn vrouw. Marianne is al enige tijd ziek en is zelfs al geruime tijd in het ziekenhuis opgenomen geweest. Zij is wel weer thuis maar ligt nog ziek te bed. Dochter Roosje doet nu het huishouden en zorgt voor de moeder. Zij is daardoor zonder verdiensten.
De 27-jarige zoon Abraham die weer thuis is, wordt nog steeds zenuwpatiënt genoemd Hij is werkzaam als knecht in een groentehal. Simon die werkzaam was bij een spiegel- en lijstenmaker is al vier weken zonder werk. Isaäc zelf is nog steeds werkzaam als ‘los brandstoffenarbeider’. Hij heeft wisselende inkomsten en omdat het winterseizoen nog niet is aangebroken heeft hij geringe verdiensten. Via zijn Bond genoot hij een reglementaire uitkering over de periode van 28 juli tot en met 28 augustus 1928. De ambtenaar is van mening dat een verstrekking van versterkende middelen vooralsnog wel afdoende is. Voor Marianne lijkt hem een liter melk per dag wel gewenst. Veel baat heeft ze er allemaal niet bij, op 9 januari 1929 komt zij te overlijden. Haar overlijdensakte wordt opgemaakt of val onder de voormalige gemeente Watergraafsmeer.
Verder acht de ambtenaar Maatschappelijke Steun een geregeld heronderzoek noodzakelijk. Of die geregelde heronderzoeken er zijn geweest, valt niet op te maken uit het dossier. Over de periode van september 1928 tot mei 1932 is geen dossier aanwezig. In deze periode zijn er een aantal belangrijke zaken die wel genoemd moeten worden. Zo is Isaäc op 8 augustus 1929 verhuisd van nummer 66 III naar 66 II (woningruil met Abraham Jas!). Een en ander blijkt uit de woningkaarten. Verder is van belang het tweede huwelijk van Isaäc. Hij trouwt op 3 maart 1930 met Schoontje Arpels (zie verhaal 11). Abraham is ook getrouwd en wel op 20 februari 1929. Hij is getrouwd met de niet-joodse Elise Kuhl. Simon trouwde op 9 april 1930 met Meintje Schellevisch.
NAAR: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 9