In januari 1920 wordt er verwezen naar een medische verklaring van een Dokter Smit. Abraham zou behoren tot de ‘halfblinden’. Hij is al zeven jaar onder behandeling van een oogarts en kan nog sindsdien niet werken. Genoemde dr. Smit was een zeer bekende oogarts en verbonden aan het Blindeninstituut. Ik verwijs hier naar het artikel met foto dat hier is afgebeeld. Het valt overigens niet me om te bepalen welk instituut nu precies wordt bedoeld in het dossier. Namen van verenigingen en stichtingen en/of instellengen wordend oor elkaar gebruikt.
De Vereniging van het lot der Blinden zal trachten iets voor hem te doen. Zij willen hem iets laten leren. Er wordt ook moeite gedaan hem in de Werkverschaffing voor Hulpbehoevende Blinden geplaatst te krijgen. Hij staat al ingeschreven sinds augustus 1919. Uit het verslag van de Ambtenaar: “Hij kent het brailleschrift niet en toont ook niet veel lust het te leren. De man maakt een sukkelige indruk. De vrouw gaat uit werken, hoofdzakelijk bij familie waar de man dan ook veel verblijf houdt. Van verschillende zijden hoor ik, dat de man nogal eens in cafés zit kaart te spelen. Voldoende bewijzen om hem op grond daarvan af te wijzen zijn er echter niet, maar evenmin zou ik de steun willen verhogen.”
In april 1920 is er iets meer informatie over Abraham en Betje. Betje lijkt, zo schrijft de ambtenaar, tot weinig werk in staat. Hij geeft aan dat dit volgens een medisch attest niet zou kloppen. Er zit in het dossier echter een medisch attest van 21 januari 1920. In dit medisch attest wordt aangegeven dat Betje niet in staat is om meer dan twee dagen per week te werken, dit in verband met haar gezondheidstoestand. Wat de exacte situatie is, wat haar mankeert, wordt niet vermeld.
Van Abraham wordt geschreven dat hij brutaal en handig is in het laten schrijven van brieven aan de Wethouder van Armenzorg. Hij beklaagt zich in deze brieven over zijn geringe ondersteuning. Het gezin maakt volgens de ambtenaar overigens volstrekt geen armoedige indruk. Dat hij de brieven door een ander laat schrijven zou te maken kunnen hebben met zijn slechtziendheid. Een andere reden zou kunnen zijn dat hij dan misschien nog wel iets kan zien, maar dat hij niet of niet goed zou kunnen schrijven. De ambtenaar gaat in beide gevallen (Van Betje en Abraham) wel wat kort door de bocht. Overigens komt de ambtenaar nog met een aanbeveling: “Daar de man in ’t vervolg op een blinden handwerk is aangewezen lijkt het mij gewenscht hem een vak te laten leren in het Gesticht voor Volwassen Blinden à f. 100, per jaar en de ondersteuning voort te zetten met f. 4, per week.” Boven dit verhaal de afbeelding van het genoemde Gesticht aan de Stadhouderskade.
NAAR: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 5