In mei 1937 begint de correspondentie met Samuel Meijer Schnitseler. Op 4 mei wordt Samuel meegedeeld dat hij een gulden moet bijdragen in het onderhoud van zijn vader. Deze bijdrage is gebaseerd op een financieel overzicht dat op verzoek van Het Bureau is gemaakt door de Gemeente Enschede. Het gezin van Samuel bestaat uit zes personen. Volgens dit overzicht werkt Samuel als koopman voor eigen rekening en verdient hij ongeveer f. 15,- per week. Zijn twee oudste zoons: Hennie en Jacques werken beide als kantoorbediende, Hennie bij de NV N.J. Menko en Jacques werkt bij de firma Van Tijn & Zn. Beide verdienen f. 5,75 per week. Zoon Jacob zit op de ambachtsschool. Wat Nathan, de jongste zoon doet, is niet bekend. Waarschijnlijk zat hij nog op de lagere school.
Het overzicht geeft verder aan dat er een huis wordt gehuurd met een huurprijs van f. 6,- per week. Er zou een schuld zijn van ongeveer f. 2000,- zijn (bestaande uit geleend geld en handelsschuld). Elke week wordt er op deze schuld een bedrag van f. 8,- afbetaald. Tot slot nog de informatie van de Rijksbelastingen. Voor het jaar 1936/37 werd Samuel aangeslagen naar een zuiver inkomen van f. 1381,- per jaar. Samuel moet geweten hebben van dit onderzoek. In het overzicht staat namelijk dat de hoogte van de schuld is gesteld op f. 2000,- op basis van een verklaring van Samuel.
In een reactie schrijft Samuel het volgende:
Enschede 10 mei 1937
Gemeentelijk Bureau voor
Maatschappelijken Steun
Amsterdam
WelEd Heer
Ik ontving Uw schrijven dato 4 dezer no 1013587 afd.1. Waarin U mij volgens Uw informatie in staat acht f. 1,- bij te dragen tot steun aan mijn vader. Ik zou willen dat het waar was, ja dat tot meer in staat was, want U kunt mij gelooven dat dan de wet niet nodig was mij op mijn verplichtingen te wijzen. U schijnt echter verkeerd te zijn ingelicht. Want ware uw informatie juist geweest, dan zou U het volgende kunnen weten:
1e dat wij totaal verarmd zijn, doordat ik gedurende een jaar geen cent kon verdienen, daar ik in hoofdzaak van de markt moet leven.
2e dat mijn huis door de hypotheekbank is verkocht daar ik geen rente en aflossing kon betalen.
3e dat ik mijn handel heb opgegeten, en dat ik nu, om een beetje handel te koopen, van het comit voor Bijzondere nooden een klein bedragje te leen heb gekregen.
4e dat ik van deze en andere schulden per maand heb af te betalen f. 34,- buiten mijn oude handelschulden.
Het tweede deel hieronder in het leesbare deel van de brief.
Naar: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 14