Liepman gaat later werken als sjouwerman in een ijzerhandel. Zij woonden op de Tugelaweg, op nummer 28 tweehoog. Voordien woonden ze in de Blasiusstraat 76 één hoog. Op dit adres woonden tijdelijk ook Salomon Soesan, de jongste broer van Johanna, en zijn vrouw in. In februari 1923 krijgen zij een eigen woning in de Herzogstraat. Op het adres Tugelaweg 28 II woonden vanf 1923 doorlopend andere gezinnen. Bij Levie en zijn vrouw Johanna woonden behalve hun kinderen ook meerdere familieleden in, zie daarvoor de afgebeelde woningkaart. Liepman lijkt alleenstaand te zijn, maar dat is toch echt een foute notering.
Levie en Johanna kregen drie kinderen: Op 21 september 1917 werd hun zoon Levie geboren. Volgens de gegevens van zijn archiefkaart was hij etaleur, later ook expeditie en magazijnbediende. In 1936 werd hij nog gekeurd voor de militie. Hij blijkt 1 meter en 723 mm groot te zijn geweest bij een gewicht van 66 kg. Hij wordt echter ‘voorgoed ongeschikt’ geacht met een verwijzing naar aandoening 179 (slepende ontsteking van de luchtpijptakken).
Als etaleur werkte Levie bij een winkel in de Kalverstraat 125-127. Hij heeft daar in ieder geval nog tot en met maart 1941 gewerkt. Hij heeft namelijk in januari 1940 en in maart 1941 aangifte gedaan bij de politie. Hij deed dit namens Maison de Vries. In het meldingsrapport van 20 januari 1940 wordt vermeld dat er uit twee buitenvitrines kleding was ontvreemd (twee bruine wollen rokjes en twee vilten damesvesten). Het meldingsrapport van 17 maart 1941 geeft aan dat er sprake is van opnieuw een diefstal uit de buitenvitrines. Het deurtje van de vitrine was mogelijk met behulp van een schroevendraaier open gewrongen. In dit geval ging het om een grijs geruite blouse en om een zwart plissé rokje.
Daarna neem zijn leven wel een totaal andere wending. Hij besluit om zich aan te sluiten bij het verzet. Of dit pas na maart 1941 is gebeurd, weet ik niet zeker. Wel is bekend dat hij zich heeft aangesloten bij het Comité voor Vrij Nederland. Volgens zijn neef Maurice Ferares is hij uiteindelijk ‘gepakt’ toen hij een oversteek wilde maken naar Engeland: “Hij verrichtte spionageactiviteiten. Hij is door een Gestapo-agent in de val gelokt en op 14 januari 1942 in Haarlem opgepakt. Via de strafgevangenis van Scheveningen is Levie Canes naar Utrecht overgebracht. Wegens spionage en wapenbezit is hij ter dood veroordeeld. Op 2 maart 1944 is hij op 26-jarige leeftijd in het Fort De Bilt in Utrecht ter dood gebracht.” Bron: Joods Monument / B. Braber, Zelfs als wij zullen verliezen. Joden in verzet en illegaliteit in Nederland 1940-1945 (Amsterdam, 1990) 132, 144-145.
Na de executie van Levie was het de bedoeling dat zijn ouders daarvan op de hooge werden gesteld. Of dat ook daadwerkelijk is gebeurd, is maar de vraag. In de hierbij afgebeelde brief staat en adres in Wassenaar.
TERUG NAAR: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 24