In mei 1924 vierde het ziekenfonds van de Diamantbewerkersbond (ANDB) haar 25-jarig jubileum. Het vakbondsblad van de ANDB schrijft daar kort over in haar nummer van 16 mei 1924: “De eerste voorloopige secretaris van het Ziekenfonds was de heer J.I. Polak. De oprichting van het Ziekenfonds had plaats in de vergadering van 6 April 1899, terwijl op 1 Mei de eerste contributie in ontvangst werd genomen en op 1 Juli d.a.v. de uitkeering zou beginnen. Kort daarop werd de heer W. F. J. de Hoop Secretaris-Administrateur. De industrieele omstandigheden, werkloosheid, werkstaking en uitsluiting hadden op de financieele positie natuurlijk haar neerdrukkenden invloed, doch desondanks groeide het fonds tot het beteekenende lichaam, dat het thans is.”
De jaren dertig
Ruben geeft aan dat hij geen financiële steun krijgt van de kinderen. De kinderen zijn voor het deel diamantbewerkers en venters. Benedictus Soesan (van de confectiefabriek) geeft aan dat hij door de malaise niet in staat is een bijdrage te doen en dat de overige kinderen dit ook niet kunnen. De ambtenaar wil niet te snel oordelen en heeft op 7 juli 1931 een opgave gevraagd van de belastingaanslag van de 11 kinderen. Omdat deze aanvraag nog wel even op zich zou kunnen laten wachten, doet hij het voorstel om Ruben een uitkering te verstrekken van 13,50 gulden.
De ambtenaar constateert dat alleen de broers David en Benedictus in staat zijn om hun vader enige steun te geven. Beide hebben een jaarinkomen, uitgaande van de belastingopgave, van ongeveer 4000 gulden. David werkte overigens net als zijn vader bij Hakker in de fabriek van Ed. van Dam. Hoewel hij in de laatste vijf weken (juli – augustus 1931), volgens eigen zeggen, ongeveer 75 gulden per week verdiende, geeft hij aan niet te kunnen steunen. David heeft een gezin met drie kleine kinderen. De huur van de woning aan de Tugelaweg bedraagt f. 8,50 per week, verder heeft men een dienstbode.
Benedictus geeft aan dat hij nog steeds bereid is om een bijdrage te doen, hij wil met een bijdrage van f. 1,50 per week steunen zolang ‘hij voldoende werk en inkomsten heeft’. Dit is wel opvallend want zijn wekelijkse inkomen ligt lager dan dat van zijn broer, ook de huur die hij moet betalen voor zijn woning (Tilanusstraat 46) is aanmerkelijk hoger, namelijk f. 45,- per maand. De terughoudendheid van David is mogelijk te verklaren uit het feit dat de kinderen niet al te gelukkig waren met het tweede huwelijk van hun vader. In het bijzonder de snelheid van hertrouwen werd hem kwalijk genomen. Dit feit is na te lezen in het boek van de kleinzoon van Ruben Soesan, Maurice Ferares.
TERUG NAAR: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 14