Wie kan er steunen?
Zodra Ruben aangeeft dat er mogelijk steun of hulp nodig is vanuit de gemeente, kijkt de ambtenaar van het Burgerlijk Armbestuur of er gezinsleden kunnen steunen. In het geval van Ruben is dit lastig, de kinderen zijn volwassen en voor het merendeel getrouwd en elders wonend. Het ene overzicht is ook niet het andere. Het voorbeeld dat hier is afgebeeld is kort, zeer klein geschreven.
Over Dientje
Dit voorbeeld is geschreven kort na het tweede huwelijk van Ruben. Behalve een overzicht zoals hiervoor beschreven, is er ook het opmerkelijke verslag van de ambtenaar over de tweede vrouw: Dientje Polak >> “De vrouw was voor haar huwelijk winkelchef in verschillende zaken, o.a. bij de Coöp. De Dageraad in de Tolstraat, bij I.P. Barbes, Bilderdijkstraat en 11 jaren bij de Weduwe Asser in de Koningstraat. Van 1920 tot half juli 1923 was zij employé bij Au Bon Marche te Semarang, later Maison Lafayette te Bandoeng. Wegens gezondheidsredenen moest zij N.O. Indië verlaten. In februari 1924 huwde zij haar tegenwoordigen echtgenoot die zich dra ontpopte als een immoreel persoon, althans volgens haar lezing. Ten slotte werd haar het leven zoo ondragelijk gemaakt, beweert zij, dat zij wegging en bij haar broer introk. Een aanvrage om echtscheiding is hangende. De vrouw wil zoo spoedig mogelijk weder werk zien te vinden, doch is thans eenigszins overspannen. Volgens ingewonnen informatie is de vrouw weggeloopen met medenemen van allerlei huisraad etc. Haar broer, bij wie zij inwoont en die als “eigen werkmaker” in de diamantindustrie belangrijke inkomsten heeft, schijnt een belangrijke rol in deze geschiedenis gehad te hebben. Volgens inleggend medisch attest is de vrouw tot het verrichten van gewoon werk in staat. M.i. is hier voor B.A. geen reden tot ingrijpen.”
Het lijkt er op alsof de ambtenaar ‘de kwestie’ niet helemaal vertrouwt. Dientje Polak blijkt inderdaad het adres van haar broer te zijn bijgeschreven: Transvaalplein 13. Was de onderlinge relatie tussen Ruben en Dientje niet optimaal, die tussen Ruben en zijn kinderen was ook niet best. Maurice Ferares zou later in zijn boek beschrijven dat men het hem kwalijk nam dat hij al met een nieuwe vrouw ‘ging’ terwijl zijn vrouw bij wijze van spreken nog boven de grond stond. Bedenk daar bij dat schoonzoon Ferares en schoonvader Soesan praktisch naast elkaar woonden. Eerst in de Spitskopstraat en later op de Tugelaweg. Maurice zelf had weinig problemen met zijn stief – grootmoeder. Zij kon blijkbaar herlijk koken, gerechten die ze ‘had meegenomen’ uit Ned. Indië. Maar ook de fysieke herinneringen als Wajangpoppen, koperen Balinese huizen, ivoren beeldjes enz. Een en ander sprak bij Maurice behoorlijk tot zijn verbeelding.
TERUG NAAR: VERHAAL 1
OF NAAR: VERHAAL 11