Vervolg verhaal Jonge en oude bewoners van de derde Oosterparkstraat

Louk Biesbrouck haalt herinneringen op aan oud buurtbewoners

Sparrenweg 23-29 met op nr. 23 glazenwasserij Biesbrouck en op de achtergrond de Derde Oosterparkstraat,  Beeldbank Stadsarchief

Sparrenweg 23-29 met op nr. 23 glazenwasserij Biesbrouck en op de achtergrond de Derde Oosterparkstraat, Beeldbank Stadsarchief

Alle rechten voorbehouden
Hiernaast op 98 - 2e etage woonde Rob de Vries, die daarvoor in de
Sparrenweg in een benedenhuis gewoond had. Hij had met zijn vrouw 1 zoon
en zij zijn later naar de kop van Noord Holland verhuisd. Met hem nog
vele jaren contact onderhouden. Later heeft hij suikerziekte gekregen,
zodat zijn benen geamputeerd werden. Daarna is hij overleden.

Op de 1e etage woonde de familie Kemperman. Vader was broodbesteller en
er waren een aantal kinderen. Een dochter, Cora Kemperman heeft vele
jaren later zeer goede kleding zaken geëxploiteerd. De oudste werd
Puckie genoemd. Theo ging na het 8e leerjaar werken bij een opticien en
heeft het later zover gebracht, dat hij in Alkmaar zijn eigen opticiens
zaak had. Hij was erg kunstzinnig en heeft combinaties van schilderijen
en ornamenten gemaakt en daarmee ook exposities gehouden. In de laatste
jaren van zijn leven stroomde het geld binnen, toen hij wenskaarten via
internet ging verkopen. Iedere maand ging hij hiervan met een familielid
of vriend(waaronder ikzelf) luxe uit eten. Met hem ben ik tot zijn
overlijden bevriend gebleven.

Dan is er nog een leuke anekdote. De jongens in de straat plasten altijd
op straat in de goot, toen er eens een wedstrijd gehouden werd, wie het
verste kwam. Henk Servais werd overtuigend winnaar, maar Theo's zuster
Puckie, die ook mee wilde doen, kwam niet ver.

Op nr. 100 woonde de familie Geyt, waar de zoons al wat ouder waren,
derhalve weinig van te vermelden.

Nr. 102 was ooit voor mij een belangrijke, doordat daar op de 1e etage
Siepie Neervoort woonde. Met haar ooit verloofd geweest, maar zij is
voor een collega gevallen en is later met hem getrouwd. Op de 2e etage
woonde Annie de Boer met haar man. Zij was de zus van Andre de Boer, die
aan de overzijde op 91 woonde. Daar Annie geen kinderen had, vond zij
het leuk, wanneer Siepi en ik kwamen koffie drinken.

Nu naar de overzijde, de oneven nummers: Vanaf de Sparrenweg zijn vele
namen mij ontschoten. Uiteraard woonde mijn grootouders op nr. 85 in het
benedenhuis, waar ze achter nog een tuintje hadden. In de hal hadden zij
een tortelduif in het donker, die ging koeren, zodra hij licht zag. Mijn
opa pruimde tabak en kon van 2 meter afstand precies in het potje
spugen! Opa is in 1949 overleden en opoe in 1953.

Op nr. 89 op de 3e etage woonde Paul en zus Veenboer. Deze heeft ooit
nog op een artikel van Geheugen van Oost gereageerd. Op de 2e etage
woonde Joop Rijlaarsdam en op de 1e een jongen van onze leeftijd,
waarvan ik de naam kwijt ben(ook een Joop?)

Dan op nr. 91 3e etage de familie de Boer, waar Andre nogal groot van
stuk was en af en toe losse handjes had. Wij lieten hem vaak links
liggen daardoor.

Op 1 hoog woonde dan Manuel de Bruin, die met zijn ouders in een
concentratiekamp omgekomen zijn. Voor hem is een Stolperstein aangevraagd.

Op 93 - 1e etage woonde de familie Riphagen, ook een glazenwasser. Toen
de 3e etage vrijkwam, wilde hun zoon die woning wel, maar wilde geen
overname voor allerlei spullen zoals gordijnen, luxaflex enz. betalen.
Dat heb ik toen wel gedaan en daar van 1963 tot 1969 gewoond.

Rest mij nog te melden, dat in het benedenhuis van nr. 103 een meisje
woonde, die door haar stiefvader bezwangerd was. Zij had - tot op de dag
van de bevalling- dit voor haar moeder verborgen gehouden. Daarna niets
meer vernomen, wat er met haar en kind gebeurd is.

Als laatste: op 107 woonde een vrouw, die Dikke Riek genoemd werd. Zij
droeg altijd 2 tassen in haar beide handen en de rest op haar borsten.
Was altijd een komisch gezicht.

Misschien zijn er nog oude bewoners, die kunnen aanvullen, wat ik kwijt ben.

Verder zou ik nog kunnen vertellen, dat er bij de vriendengroep b.v. ook een Jan Quelle was, die op het Iepenplein woonde. Verderop woonde mijn tante Jopie en ome Leo van Leeuwen met dochter Emmy in de Vrolikstraat, tussen Kastanjeplein en Linnaeusstraat. Zij hadden toen nog uitzicht op de spoorbaan, toen de Platanenweg nog niet gebouwd was.

In mijn jeugd was er achter de Vrolikstraat vanaf de Wibautstraat tot Beukenweg een open terrein, waar we wel eens voetbalden. Ook was er een plas, waar we met een deur gingen kanoën. In de spoordijk, net voor de tunnel in de Wibautstraat zat een ruimte, waar wij na de oorlog nog scherven gevonden hebben. Ook was er sprake van een Duitser, die daar verborgen had gezeten. Later is de ingang dichtgegooid en zijn er bossages geplant.

In de Wibautstraat was nog een deel van een onderdoorgang van het oude spoor, ter hoogte van de Ruyschstraat, waar de Duitsers puin in gegooid hadden, zodat je er niet meer door kon. Schuin  hier tegenover, in de straat achter de Eerste Oosterparkstraat stond een fabriek die gazeuse (frisdrank) maakte. Daar was een ''regenpijp'' waardoor er soms glazen knikkers naar beneden kwamen. Dat was voor ons kinderen perfect: ''gratis knikkeren".

 

Alle rechten voorbehouden

237 keer bekeken

Bekijk meer afbeeldingen

3e OPstraat nummers 78-88. Op nr 82 firma v.d.Nederend, 84 zaak in olie en glas v.Vliet. Foto uit beeldbank Amsterdam Archief 1974

3e OPstraat nummers 78-88. Op nr 82 firma v.d.Nederend, 84 zaak in olie en glas v.Vliet. Foto uit beeldbank Amsterdam Archief 1974

Loek Biesbrouck

Nog een aanvulling

Hierbij nog een kleine aanvulling op mijn verhaal. De jongen  die op 89
1e etage woonde, heette inderdaad Joop en zijn achternaam was Peters.
Met hem ging ik naar de spoordijk langs het pad voorbij de
Linnaeusstraat(verlengde van de Vrolikstraat) omdat daar veel ruimte
was. Daar speelden wij dan samen op onze mondharmonicaas.

Verder was er in 1954 een band opgericht en toen ik na mijn vakantie
weer in Amsterdam kwam, was er alleen de plaats van een klarinettist
open. Dus mijn vader lief aangekeken en ik kreeg een klarinet, waarna ik
op les ging in Amsterdam-West. Maar een klein jaar gedaan, totdat ik in
militaire dienst ging. Bij de Marine voor het laatst meegespeeld op de
Hertog Hendrik(wachtschip) met wat kleine riedeltjes. Theo Kemperman was
de beste en speelde trompet. Hij heeft inderdaad een aantal jaren langer
gespeeld. Zijn oom speelde ook trompet in Carré.