De Transvaalbuurt was een gemoedelijke buurt, waar voor een jochie als ik wel het een en ander te beleven viel. Je kon in huis in het ‘koepeltje’, dat uitzicht gaf op het Transvaalplein, lekker naar buiten kijken. Ik weet niet of andere mensen het ook ‘koepeltje’ noemden, maar er was aan de gevel een kleine ronde uitbouw, met op iedere verdieping een klein raampje, en dat noemden we dus het koepeltje. Op zolder kon je uit het raam klimmen, en op het koepeltje staan. Dat deed ik een keer, en plaste er toen in, omdat mijn ouders niet thuis waren en ik wel heel erg nodig moest!
We aten altijd in de keuken, en op het balkon kon je naar de overkant kijken, waar de shirtjes te drogen hingen van Pietje Keizer. Beneden ons woonde Opa Gellekom, naar wie ik altijd zijn naam schreeuwde, tussen de spijlen van het balkon door. Op het achterbalkon maakte mijn moeder van grote doeken en lakens, bijeengehouden door de waslijn en knijpers, een tent, waar we in konden zitten, en waar we dan soms een glaasje limonade kregen. Op dat achterbalkon ben ik rond 1957 gefotografeerd met mijn plastic vrachtauto, en in 2003 op dezelfde plaats nog eens, natuurlijk met diezelfde auto! Ik heb namelijk contact gezocht met de huidige bewoner, die mijn ouders, zusje en ik uiteindelijk in augustus 2003 uitnodigden! Het leek allemaal veel kleiner dan vroeger. Vooral de huiskamer was wel erg klein.
Op de hoek van Transvaalstraat en Laing's Nekstraat zat de Coöperatie. Volgens mij werden daar de meeste boodschappen gehaald. Van die winkel kreeg ik geloof ik ook een prijs, omdat mijn ouders een foto van me instuurden, waarop ik op het balkon sta met mijn vrachtauto, met daarin een paar pakken wasmiddel (Terrox).