Verwarming?
Thuis was het koud. We hadden een noodkacheltje. Dat was een soort blikken trommel op pootjes. Dat noodkacheltje stond op de gewone kachel. In dat kacheltje werden stukken hout of ander brandbaar materiaal verstookt. Als ik op straat ging spelen kreeg ik een oude koektrommel mee. De bedoeling was dat ik, als er iemand op straat hout zat te hakken, de weggesprongen splinters verzamelde. Die werden dan weer gebruikt om dat kacheltje aan te maken.
Eten?
Veel viel er niet te koken. Eten uit de gaarkeuken en wat brood dat verstrekt werd via distributiebonnen. Mijn moeder kwam oorspronkelijk uit de buurt van Nederhorst den Berg. Via verre familieleden kon ze nog wel eens wat tarwe en melk bij boeren krijgen. Die tarwe werd dan in de koffiemolen gemalen en op het noodkacheltje werd dan, in de koekenpan, een tarwekoek gebakken. Mijn ouders aten daar de ene helft van op. De andere helft was voor mij. Ander aanvullend voedsel was suikerbietenpulp. Er waren nog wel eens suikerbieten te krijgen. Die werden dan in plakken gesneden en gekookt. Op die manier kwam er stroop vrij. Het restant werd geprakt en door het eten gedaan. Op die manier leek het of je meer had.
Fietsrazzia
Je werd ook nog geconfronteerd met andere indrukken. Bij het Muiderpoortstation zag ik een groep mensen waar koorden om heen waren gespannen. Samen liepen ze richting station. Mijn moeder wilde niet vertellen waarom dat was. Later heb ik me gerealiseerd dat het hier om een groep gevangenen ging die naar de trein gebracht werden. Fietsenrazzia’s. Opa en Oma waren ineens hun tandem kwijt. In beslag genomen door de Duitsers. Weg vervoermiddel om eten te zoeken. Ziehier de leefwereld van een vijfjarig kind in het Amsterdam van 1945.