Op veel meer plaatsen dan tegenwoordig kon je vroeger cowboytje spelen. Ik had geen notie hoe je dat woord cowboy schreef als tienjarige, maar we speelden het vaak. Gewoon op het landje naast ons huis aan het begin van de brug naar de Veemarkt over het Lozingskanaal. Je kon je dan verstoppen in het soms hoge gras op de schuine kant, die naar het muurtje afliep, of je verschuilen onder de brug. Maar nog veel echter was het als we met een groepje naar het Jodenmanussie (de oude Joodse begraafplaats) gingen. Cowboytje spelen deden we vaak op woensdagmiddag. We waren helemaal in de juiste stemming gebracht als we naar één van de buurtbioscopen (de Odeon, de Bio of de Van Swinden) waren geweest, waar vaak westerns draaiden, door ons dus cowboyfilms genoemd. Behalve dat de indianen altijd aangevallen werden en het onderspit moesten delven, kregen ze ook nooit een naam. Wel de winnende cowboy, Rooie Roggers. Jaren later begreep ik dat dit Roy Rogers moest zijn. Hij had een wit paard en droeg prachtige witte pakken. De schurken waren altijd ongeschoren, in het donker gekleed en hadden meestal zwarte paarden; de indianen vaak van die wit/bruin gevlekte paarden. Natuurlijk was er een mooie dame in het spel die door Roy Rogers werd gered en die hij op het eind van de film in zijn armen nam en ferm kuste. Dat zagen wij natuurlijk aankomen en een gejoel steeg op uit de zaal. En ondanks de intrede van de televisie bleven we gewoon cowboytje spelen.
Cowboytje spelen
We waren helemaal in de juiste stemming als we naar één van de buurtbioscopen waren geweest.
5168 keer bekeken