Aan de Indische Buurt heeft mevrouw de Wit alleen maar goede herinneringen. Zesendertig jaar heeft ze in de Soembawastraat gewoond, samen met haar vijf zussen, vader en moeder. Als herinneringen aan die buurt noemt zij de brede straten, de vele scholen met kinderen, maar vooral de gezelligheid. Het Javaplantsoen werd door de kinderen de ‘Jongens/meisjesbuurt’ genoemd, wat betekende dat jongens en meisjes met elkaar praatten en leuke dingen ondernamen, zoals naar de van Swindenbioscoop gaan of de ‘Bio’; de buurtbioscoop.
Mevrouw de Wit was pas veertien jaar toen zij ging werken, wat in die tijd heel gewoon was. ‘Mijn ouders kregen geen kinderbijslag en dus moest er na de lagere school gewerkt worden’ vertelt zij. In de eerste Oosterparkstraat zat een fabriek waar mevrouw als inpakster kon werken. Daarna is zij op zestienjarige leeftijd naar 'Parfumerie Pivere’ gegaan, waar zij 4,50 gulden per week verdiende. ‘Daar mocht ik mijn handen mee dichtknijpen!’ vertelt mevrouw. Bijna het hele bedrag moest zij afdragen aan het gezin, maar van een klein deel ging zij iets voor zichzelf kopen; een lippenstiftje of zeepje.
Als grootste verschil tussen vroeger en nu ziet mevrouw de Wit toch de gezelligheid. ‘Vroeger voelde iedereen zich verbonden met elkaar; er heerste éénsgezindheid. Dat is nu wel anders; het lijkt of ieder voor zich leeft. Mensen hebben het nu zo goed en beseffen dat niet eens!’ aldus mevrouw de Wit. Wat dat betreft kiest zij liever voor de tijden van vroeger.