De werkloosheid drukt zwaar op het inkomen, maar blijkbaar ook op het geduld van Het Gemeentelijk Bureau voor Maatschappelijke steun. Als blijk van zijn goede wil, laat hij op het kantoor enkele bewijzen zien dat hij solliciteert. In het dossier bevindt zich een briefje van de firma G.J. van der Lee, Wijnhandel en Fabriek van Limonadesiropen, advocaat enzovoort.
Op 8 december 1926 valt de beslissing dat het gezin Blitz per 31 december 1926 wordt afgewezen voor verdere uitkering. Er wordt opnieuw bezwaar aangetekend tegen het door de Commissie genomen besluit. Isaäc wordt door zijn bond, de Algemene Bond van Handel- en Kantoorbedienden, gesteund. In hun ogen doet Isaäc zijn uiterste best om werk te vinden. De economische malaise maakt het hem echter moeilijk om werk te vinden.
Naar de Spitskopstraat
Of het hem korte tijd later wel gelukt is, is niet duidelijk. Er valt een gat in het dossier tot december 1941. In deze tussenperiode is wel het een en ander gebeurd. Eén van de zusters, Esther, is overleden in 1927. De tweede zuster, Rachel, is in 1938 verhuisd naar de Meerhuizenstraat 6 huis. Isaäc is ook verhuisd en wel naar de Spitskopstraat. Volgens de woningkaart zou hij op 4 november 1929 zijn verhuisd vanuit de Retiefstraat 96 een hoog. Volgens dezelfde woningkaart zou hij alleenstaand zijn. Maar zijn zuster Rachel woont nog bij hem tot in 1938. De verhuizing heeft mogelijk te maken met de lagere huur van de woning in de Spitskopstraat: 3,25 gulden i.p.v. 6 gulden. Volgens het korte overzicht in het dossier zou hij vanaf 1926 voor diverse buitenlandse agenturen als reiziger hebben gewerkt. Hij zou wijnen aan winkeliers, cafés en hotels hebben geleverd. Hij had afwisselende verdiensten.
De P.T.T.
Vanaf 21 juli 1930 kwam hij als arbeidscontractant bij de PTT in dienst. Hij ging werken als avond(post)sorteerder. Hij verdiende dankzij het overwerk dat hij deed gemiddeld ongeveer fl.30,- per week. In 1941 wordt hij ontslagen bij de PTT ‘wegens het Jodenverbod’. Tot 1 maart 1941 kreeg hij zijn volle loon nog uitbetaald. Daarna heeft Isaac voornamelijk op zijn spaargeld moeten interen. Volgens het dossier had hij een spaargeld van fl.675,- waarvan hij op 1 december 1941 nog fl.90,- aan contacten overhad.