Mozes is van beroep schoenmaker, hij werkt vanuit huis. In juli 1940 doet Mozes voor het eerst een beroep op Het Bureau. Hij verzoekt om financiële steun, onderstand. Vanwege ouderdomsgebreken, hij is dan al 75, valt het werken als schoenmaker hem zwaar. Niet alleen de ouderdom speelt hem parten, ook de tijdsomstandigheden maken hem het werken moeilijk. Het werk blijft eenvoudig uit, waardoor hij niet langer in zijn onderhoud kan voorzien.
Er wordt een onderzoek ingesteld naar zijn financiële positie. Er wordt gekeken of er kinderen zijn die hem kunnen steunen of andere onderhoudsplichtige familieleden. Tevens kijkt men naar de vaste uitgaven. Aan huur betaalt Mozes fl.3,25, verder heeft hij vaste uitgaven voor het Ziekenfonds (A.Z.A.) en het Joodsch Begrafenisfonds, een bedrag van fl.0,72 per week. In contanten, ook dat is geteld, is er fl.8,50 in huis. Zijn vrouw Esther heeft in tegenstelling tot Mozes een Ouderdomsrente (O.R.) van fl.3,-. Zij heeft die O.R. vanwege een betrekking van voor het huwelijk. In haar gezinskaart staat aangegeven dat zij huishoudster was.
Mozes die altijd zelfstandig heeft gewerkt komt daarvoor niet in aanmerking. Hem wordt geadviseerd zijn nog aanwezige werkspullen te verkopen. Mozes heeft bijvoorbeeld nog een werktafeltje, oude leesten en een oude stikmachine. In ieder geval weet Mozes de stikmachine te verkopen voor fl.3,50 aan de heer Blom. De nota, gedateerd op 15 augustus 1940, is door Mozes aan Het Bureau overgedragen.
Het Bureau komt tot de conclusie dat dit gezin een betrouwbare indruk maakt. Er wordt een bedrag van fl. 9,- aan steun uitgekeerd. Bij de eerste uitbetaling wordt Mozes verwezen naar het Nederlands Israëlitisch Armbestuur (N.I.A.). Verwezen betekent in dit geval dat hij een ingevuld formulier, ondertekent door ‘De directeur voor Maatschappelijken Steun’, meekrijgt. Hij moet dit overhandigen aan het Armbestuur. Het N.I.A. wordt beleefd verzocht antwoord te geven op een aantal vragen (zie afbeelding boven dit verhaal). Het gaat dan bijvoorbeeld of ‘de partij’ al steun ontvangt, of ‘de partij steun kan verlangen’, de hoogte van het bedrag maar ook: ‘Indien deze partij niet voor eenige ondersteuning in aanmerking kan komen, zoudt U daarvan de reden hier willen mededeelen’. Het Armbestuur besluit tot een ondersteuning van fl.0,50 per week. Dit betekent dat het eerder genoemde steunbedrag van fl.9,- wordt verlaagd met fl.0,25. Dit bedrag blijft staan tot 25 maart 1943.
In de tussentijd is er een zekere M. Westerman enige tijd opgepakt geweest en ingesloten volgens een politierapport. Waarom, hooguit de aantekening ‘CR’ zou iets kunnen betekenen. Voor zover ik kan nagaan was er maar één M. Westerman, maar nadere informatie ontbreekt, er is verder niets over deze kwestie terug te vinden.
Dan volgt een inmiddels bekende aantekening: “Gezin is weggehaald, L.U. 25/3/43”. In het dossier zit ten overvloede ook nog een blauwtje met de aantekening: “Wijk 3 / 193763 M.Westerman, Spitskopstraat 6 n.D. l.u. 25.3 (wat zoveel wil zeggen als: naar Duitsland, laatste uitkering op 25 maart 1943).
Duitsland was niet de bestemming van Mozes en Esther. Zij gaan naar Sobibor, waar zij op 9 april 1943 worden vermoord.