Op 2 juli 1949 werd ik geboren in de Newtonstraat in de Watergraafsmeer.
Mijn moeder was op de ochtend van die dag nog trapkleedjes aan het kloppen, buiten met de mattenklopper. Dat deed ze elke week, net zoals alle andere huisvrouwen in onze straat.
En voordat ze zou bevallen wilde ze alles nog netjes en schoon hebben. Heel belangrijk in die tijd!
Er werd veel gepoetst en geschrobd!
Om 8.30 voelde ze de eerste weeën. Wij woonden op 2-hoog, boven onze huisarts die zijn praktijk op de benedenverdieping had en op 1-hoog woonde.
Mijn moeder hoefde dus alleen maar naar beneden te roepen; “Dokter, dokter, het is zover. De baby komt eraan!”
Onze huisarts snelde naar boven en om 11.30 uur zag ik het levenslicht. En alles ging gelukkig goed. Thuisbevallen was toen veel normaler dan nu en de bevalling was nog lang niet zo gemedicaliseerd.
Ik ben rooms katholiek opgevoed en heb mijn hele leven op nonnenscholen gezeten, waaronder de lagere Clara Feyschool op de Linneaushof.
Mijn broertje en ik liepen van huis naar school door de Hipsenkrip, een wat slopachtig paadje achter de Linneausparkweg, waar mijn broertje zelfs een heks meende te zien in een oud vrouwtje dat daar altijd aan het vegen was! We vonden het er heel eng! De Hipsenkrip is er nog steeds, onveranderd!
Onze parochie was de Martelaren van Gorcumkerk, ook op de Linneaushof. Het geloof speelde toen nog een grote rol in het leven, dus iedere zondag naar de kerk. En natuurlijk in onze zondagse kleren, ons “goeie goed”; mijn broertje in een grijs wollen pakje met een pinkelhoutje en ik in een schattig pakje met plooirok en schoentjes met een hakje! De hele dag voelde ik mij de koningin op die schoentjes!
Om de communie te krijgen in de mis moest je nuchter zijn, anders kwam de hostie in je maag in de thee, beschuitjes en broodresten terecht en dat was natuurlijk een doodzonde!
Onder de mis wachtten mijn broertje en ik altijd op het moment dat er iemand, door de honger en de kou in de kerk, flauwviel. Dat gebeurde regelmatig en dan hoorden wij een keiharde bonk. Heel spannend.
Ik was heel jaloers op mijn broertje, twee jaar ouder dan ik, die misdienaar werd. Als meisje mocht ik dat niet. Ik was zo kwaad en vond het zo onrechtvaardig! Waarom mocht ik niet met het wijwatervat zwaaien en de zilveren bel laten rinkelen?
Ik heb nooit een afdoend antwoord gekregen.
Laatst was ik weer eens op de Linneaushof en er is daar niets veranderd, zelfs de tennisbaan is er nog!
Dat geldt trouwens voor de hele Watergraafsmeer, ik herken alles nog. Zo ook in mijn geboortestraat, de Newtonstraat, is niets veranderd. Alleen de auto's stonden er niet.
Het lijkt wel een tijdmachine, ik ga er zomaar 65 jaar terug.
Lees verderVan badhuis tot bakkerskar, deel 2