Levie is ambtenaar geworden, zoveel is wel duidelijk uit de pensioenkaart die te vinden is via de indexen. Hij wordt vermeld als werkman via de Arbeidsreserve. In 1941 wordt hij net als zijn andere Joodse collega’s vanwege de anti-joodse maatregelen ontslagen uit overheidsdienst. Op zijn pensioenkaart staat ook ‘keurig’ vermeld dat hij per 28 februari 1942 is ontslagen.
Zijn naam komt ook voor in de lijst opgemaakt door vermoedelijk de gemeente Amsterdam: “Staten en lijsten van per 1 maart 1941 ontslagen Joodse ambtenaren”, bron: SAA, Inventaris 5175 – 1674. Levie krijgt een klein rood kruisje voor zijn naam. Dit blijkt te maken te hebben met een bijlage inzake de vaststelling van de uitkering aan de ontslagen Joodse ambtenaren. Deze lijst of staat bevindt zich achterin het schrift (want meer is die lijst nu ook weer niet). Zo wordt vermeld dat zijn laatst genoten ‘wedde’ (toelagen en emolumenten ten afz. te verzamelen) fl. 26,55 per week was. In een volgende kolom wordt vermeld dat de ‘Wedde in de zin v.h. Rijkswachtgelden besluit een bedrag is van fl. 1381. Er worden meer zaken vernoemd, waaronder de uitbetaling van het pensioen en in welke termijnen. De link naar ‘zijn bladzijde’ is: Deze LINK.
Op zijn archiefkaart staat dat hij gedurende de oorlog nog een tijd gewerkt zou hebben als keukenknecht in de Joodse Centrale Keuken (melding van 22 januari 1943). Jacq. Presser schreef het volgende over deze ‘instelling’ in deel 1, blz. 462 – 463: "Hiervoor hebben wij al eens melding gemaakt van de Centrale Keuken, op 20 januari 1943 in bedrijf gesteld. Uit het materiaal valt op te maken, dat al maanden eerder hiertoe plannen hadden bestaan; eind 1941 blijkt er reeds een ‘Centrale Keuken Commissie’ te zijn, die het oog had laten vallen op de ‘Joodse Invalide’. In 1943 kwam ze op de Beukenweg 28; ook daar een leider, een plaatsvervangend leider, een administrateur, een chef-kok enz.; drie distributielokalen: Amsteldijk hoek Tolstraat, St. Antoniesbreestraat 63, Duizendschoonstraat 12 met bijbehorende caissières en een inspecteur, dezen met name genoemd, en een aantal ongenoemde helpers, allen door een stempel vrijgesteld van wegvoering: ‘bis auf weiteres’, allen onmisbaar, althans in eigen ogen."
Op zijn kaart van De Joodse Raad wordt dit bevestigd, zijn werkplek was Beukenweg. Op dezelfde kaart wordt nog eens bevestigd dat hij ervaring had met het zwemonderwijs en dat hij zelfs een diploma had gehaald op het gebied van het redden van drenkelingen. Voor zijn functie in de Centrale Keuken had een sperre, maar het was slechts uitstel. Op 1 april 1943 wordt hij ingeschreven in Kamp Westerbork om op 13 april 1943 op transport te gaan. Ook Marianna, zijn vrouw, is op deze dag op transport gegaan. Drie dagen later werden beiden vermoord in Sobibor.