Op 20 september 1930 doet hij een beroep op crisissteun. Deze wordt aanvankelijk geweigerd in verband met ‘oud bedrog’ of ‘gepleegde onregelmatigheid’. Dat er toentertijd (1922) echter geen bewijzen voor waren, maakt dat het even duurt voor er een bedrag kan worden uitgekeerd. Omdat Levie daarnaast bij hoog en laag ontkent ooit met de voddenkar ‘te hebben gegaan’ of ‘gehandeld te hebben’, wordt met terugwerkende kracht alsnog steun verleend. Levie kan verder aantonen dat hij tussen 1922 en 1930 geen steun heeft genoten. Het steunbedrag wordt, per 15 oktober 1930, gesteld op fl.17,- per week. De ambtenaar is positief over het gezin. Het gezin heeft in de voorafgaande periode het hoofd boven water gehouden door geld te lenen bij de familie en ook de buren hebben de helpende hand toegestoken. Toch is Levie enige tijd in het bezit geweest van een Marktvergunning, maar die heeft hij na vier dagen alweer ingeleverd (van 10 t/m 14 februari 1930).
In februari 1931 doet Levie een aanvraag voor kleding en schoeisel. Hij krijgt geen nieuwe schoenen, wel een bon om zijn schoenen te laten repareren bij een schoenmaker in De La Reystraat. Hij krijgt ook een nieuwe broek verstrekt, een manchesterbroek ook nu weer op bon, fl.7,-. Hij heeft deze werkbroek nodig voor zijn nieuwe baan. Daarnaast krijgt hij bonnen voor onderkleding (fl. 4,50 voor de man en fl. 3,60 voor de vrouw). Levie krijgt een molton hemd en broek, zijn vrouw Marianna een hemd en een broek. Voor zowel de werkbroek als het ondergoed krijgt Levie bonnen. Hij moet zich met deze bonnen vervoegen bij de ‘Vereeniging voor Werkverschaffing aan Vrouwen’. Oorspronkelijk opgericht als “Werkverschaffing voor Vrouwen 1914”, stelde deze vereniging zich tot taak: “om aan die vrouwen, wier gezinsinkomen door de crisis sterk gedaald zijn, naai- en breiwerk uit te geven. Door de bestellingen van het Algemeen Steuncomité, van het Centraal Magazijn voor Militaire Kleeding en Uitrusting en van de Vereeniging ‘Het Schoolkind’, kon een groot aantal vrouwen geholpen worden.”
Na de Eerste Wereldoorlog is deze taak overgenomen door de ‘Vereeniging voor Werkverschaffing aan Vrouwen’ te Amsterdam. Deze organisatie over vereniging heeft lang bestaan en in de jaren dertig een belangrijke rol kunnen vervullen. In de krant De Locomotief van 8 december 1934 wordt uitgelegd hoe een en ander werd georganiseerd. In het kort komt het erop neer dat stoffen centraal werden ingekocht, vervolgens worden deze bewerkt en verwerkt tot kledingstukken. De afnemers zijn de mensen die dringend behoefte hebben aan goede kleding maar daarvoor de benodigde financiële armslag hebben. Via de steunbureaus krijgt men een bon om deze kledingstukken op te halen. Het hele artikel is te lezen via: DEZE LINK