De veertienjarige zoon Wolf is in 1915 leerling drukker bij Muller & Co. Hij verdient daarmee fl.1,50. Het totale gezinsinkomen komt daarmee op fl.10,50. Salomon heeft een uitkering via de ANDB van fl.6,- en een kindertoeslag van fl.3,- per week. De aanvraag wordt gehonoreerd, het gezin krijgt fl.6,- voor versterkende middelen. Het geld is bedoeld voor twee liter melk per dag en voor een periode van dertig dagen. Jammer genoeg is het niet geheel duidelijk voor wie deze versterkende middelen bedoeld zijn. Mogelijk gaat het om dochter Rachel want die wordt ziekelijk genoemd. Maar ook Salomon maakt uitgaande van de summiere gegevens en zwakke indruk.
In 1916 wordt de uitkering verhoogd naar fl.8,-. In augustus van dat jaar krijgt men een huurbon van fl.1,50. Op 15 november 1916 is Salomon weer aan het werk. Het is niet duidelijk voor hoe lang en hoe hoog zijn inkomsten zullen zijn. Vooralsnog besluit men de uitkering van fl.8,- door te laten lopen (ongewijzigd tot 1 april 1921). De oudste dochter Rachel, zo wordt vermeld, is nog steeds ziekelijk en daarom in het huishouden werkzaam. Er worden geen verdiensten van haar genoemd.
Wolf is van werknemer verandert en werkt nu bij drukkerij Portielje in de Spuistraat 249. Op dit adres zat voorheen de bekende drukkerij ‘De Blaeuwe Werelt’. Hij verdient daar fl.6,- per week. Hun tweede dochter Vrouwtje, geboren in 1903, is inmiddels als lingerienaaister bij De Vries en Van Buuren in de Jodenbreestraat gaan werken. Zij verdient met haar werk fl.1,50 per week. Op 27 juli 1917 is er de opmerking dat Salomon ziekelijk is en dat hij via de ANDB een ziekenuitkering krijgt van fl.7,-. Hij heeft in de voorgaande periode afwisselend gewerkt, maar is nu al weer ‘vijf weken zonder’. Twee liter melk per dag blijft gewenst. In 1921 bedankt men voor verdere ondersteuning. Men bedankt omdat Wolf als drukker is begonnen. In de tussentijd is hij in of rond 1919 gekeurd voor de militie. Opvallend is het beroep dat hij opgeeft, namelijk leerling diamantbewerker. Zijn lengte is overigens 1 meter en 601 mm. Hij wordt ook goedgekeurd, maar volgens mij nooit opgeroepen. Zijn leertijd was gestart in februari 1919. Hij leerde voor briljantsnijder, bij Hartog in het atelier/de fabriek van Coster. Later, vanaf 1925 zou hij werkzaam zijn bij Dressau in de fabriek van de Gebroeders Boas aan de Uilenburgerstraat. Lid van de ANDB werd hij overigens pas in 1926. Op zijn leerlingenkaart wordt overigens aangetekend dat hij het vak gaat verlaten aangezien hij verder gaat als typograaf. Opmerkelijk is dat hij ‘zijn boekje’ inlevert op 6 februari 1924. Hoe het kan dat de diverse data uiteen lopen en eigenlijk niet met elkaar zijn te rijmen, ik zou het niet kunnen vertellen.