Willem is geboren op 19 augustus 1915 en is van beroep radiomonteur en of elektricien. Deze beroepen worden niet in het dossier genoemd. Hij wordt gekeurd voor de militie in 1934 en tijdelijk ongeschikt bevonden, om een jaar later in maart 1935 alsnog te worden goedgekeurd. Hij was 1 meter 751 (opmerkelijk, er staat onder geschreven 1 meter 794)lang en woog 60 (of toch 66) kilo. Vreemd die dubbele noteringen.
Bij zijn keuring zou hij hebben aangegeven dat hij werkzaam was als magazijnbediende. Hij heeft verder de lager school doorlopen en ‘Les in Engelsch’ hebben gehad. Hij werd overigens gezien als kostwinner. In oktober 1935 wordt hij ingedeeld bij het 184ste Regiment Infanterie. Zijn eerste voorkeur was echter de Genie. Inmiddels is hij, zo blijkt uit een korte aantekening, voor ongeveer een half jaar werkzaam te zijn geweest als elektricien.
Op zijn kaart van de Joodse Raad wordt hij opnieuw elektricien genoemd. Op zijn kaart staat ook de naam van zijn moeder en van zijn zusje Celina genoemd. Wat er met de aantekening “Hellendall.” wordt bedoeld is mij niet bekend. Mogelijk dat het om een persoon gaat. Willem wordt op 30 september 1942 in Auschwitz vermoord na vanuit Westerbork op transport te zijn gegaan op de 27 juli 1942. Celina wordt geboren op 22 februari 1921. Zij was confectienaaister van beroep. In 1933 wint zij bij een Raadsel wedstrijd van De Joodsche Invalide een boek. Zij trouwt op 18 juli 1942 (tegelijk met haar broer!) met Elias Sarlui (geboren, 19 mei 1921). Elias woonde ook in de Spitskopstraat en wel op nummer 5 huis. Net als haar broer Willem gaat zij op de 27ste juli vanuit Westerbork naar Auschwitz. Ook zij krijgt de aantekening “Hellendall”. Beide worden op 30 september 1942 in Auschwitz vermoord. Haar kaart van de Joodse Raad heb ik opgenomen bij de verhalen over het gezin Sarlui. Opvallend is dat er van beiden een beperkte inventarislijst opgemaakt door de Hausraterfassungsstelle bewaard is gebleven (onderaan dit verhaal). De bij moeder Eva genoemde lijst komt van het Joodsmonument.
EXTRA
Opvallend misschien deze gelijktijdige huwelijken. Trouwen was voor de jonge Joodse mannen en vrouwen moeilijk in 1942 of liever gezegd het werd moeilijk gemaakt vanwege de anti-joodse maatregelen. Zo was trouwen voor de gemeente vanaf 1 april 1942 niet meer mogelijk. Wat zegt prof. Presser over deze maatregel:
En dan niet eens, omdat in deze maand april de mededeling kwam, dat de burgerlijke huwelijksvoltrekking van Joden niet meer ten stadhuize mocht plaatshebben. In overleg met en op verzoek van de Nederlandse autoriteiten bestemde men in Amsterdam voortaan het gebouw van Beis Jisroeil, Plantage Kerklaan, hiervoor; of dit voorschrift, door burgemeester Voûte aan de Burgerlijke Stand gegeven, op een Duits bevel berustte, is uit het materiaal niet op te maken. Bron: De Ondergang, J.Presser (blz. 217)
Aanvulling Frits: ik vermoed dat de heer Presser eigenlijk de Plantage Parklaan 9 bedoelde.
Ondanks alles werd er opvallend veel getrouwd. Huwelijken werden gesloten op basis van bijvoorbeeld: Dan zijn we in ieder geval samen. Een andere reden was dat jonge mannen op deze manier probeerden te voorkomen dat ze verplicht naar een van de vele Joodse Werkkampen zouden moeten. Zeker na maart 1942 als deze nog ongetrouwde Joodse mannen een oproep tot keuring krijgen voor de genoemde werkkampen.
Het Nationale dagblad (voor het Nederlandsche volk) van 21-03-1942 ziet het allemaal met lede ogen aan. Zij denken dat vele huwelijken een ‘Joodsch listigheidje’ is om een bepaalde maatregelen, bestaande of aangekondigde, te ontduiken.
Terug naar: Spitskopstraat 5 I, Het gezin De Groot - Lap (1)