In de jaren 1938 en 1939 wonen alleen de zoons Hijman en Elias nog thuis. Hijman zal in augustus 1939 trouwen met Henriëtte de Haas. Zij gaan wonen in de Hemonystraat.
In 1940 gaat het financieel steeds minder met het gezin Sarlui. Er wordt nu ook een aanvraag voor onderstand ingediend bij Het Bureau. Om in aanmerking te komen voor deze uitkering wordt nauwgezet bekeken of er geen onderhoudsplichtige familieleden zijn. De uitwonende kinderen worden na gelopen. Louis hoeft niet bij te dragen, hij zit namelijk in militaire dienst (waarschijnlijk in verband met de mobilisatie). Vanwege hetzelfde feit hoeft ook Adriana niet bij te dragen, haar man zit net als Louis in militaire dienst. Ephraïm, Marcus en Hijman moeten alle drie een bedrag per week bijdragen, variërend van fl.0,50 tot fl.1,50 per week. Wel tekent de ambtenaar nog aan dat: “De kinderen thans, wellicht tijdelijk, niet kunnen bijdragen”. Eén en ander heeft te maken met de onzekere toestand, de dreiging van werkloosheid. Dat blijkt als een jaar later, het is dan februari 1941, een gelijksoortig onderzoek wordt gedaan. Hijman en Marcus zijn dan inderdaad werkloos geraakt, Louis kan niet bijdragen omdat hij zijn schoonouders al steunt. Adriana en haar man hoeven niet bij te dragen, hun verdiensten zijn te gering. Alleen Ephraïm kan bijdragen. Overigens is dit niet zonder slag of stoot gegaan. Ephraïm geeft namelijk aan dat hij vanwege uitstaande schulden niet kan bijdragen. Een onderhoud met de ambtenaar doet hem van inzicht veranderen. Hij besluit alsnog akkoord te gaan met de bijdrage van fl.3,50 per week (zijn inkomen is vastgesteld op fl.48,30 per week). Hij zal zijn ouders met ingang van zaterdag 15 februari 1941 gaan steunen (brief is hieronder afgebeeld).
In de eerste maanden van 1941 doet Mozes een vergeefse poging om onderstand te krijgen. Wel heeft hij een handelsgeld van fl.15,- gekregen. In een brief aan Het Bureau legt hij uit dat hij met zijn handelsgeld niets kan (hierboven afgebeeld). Hij rekent ‘de heren’ voor welke vaste lasten hij allemaal heeft. In totaal heeft hij fl.13,- aan vaste lasten (bijvoorbeeld: huur, elektriciteit- en gasverbruik, brandstof, begrafenisfonds). Verder legt hij uit dat de tijdsomstandigheden nijpend zijn waardoor er niets te verdienen valt. Hij schrijft verder dat door de werkloosheid van Ephraïm en de werkloosheid van enige andere gehuwde kinderen ‘een ergelijke situatie’ is ontstaan. Hij legt uit dat hij al eerder voor korte tijd steun heeft gehad en dat hij toch echt niet te vaak steuntrekker wil zijn. Hij heeft in mei 1940 uit eigener beweging bedankt voor de steun en zelfs geen handelsgeld gevraagd. Maar, zo legt hij uit, momenteel is het onmogelijk om zelf iets te verdienen. Hij spreekt van bittere armoede in het gezin, van onverdiende ellende, van honger en kou lijden.
Opvallend is dat hij niets zegt over het strenge winterweer. De ambtenaar van Het Bureau vindt dit namelijk wel een belangrijke factor en adviseert tijdelijke steun. Dit advies wordt echter niet overgenomen, wel wordt weer handelsgeld verstrekt. Let ook eens op de ondertekening, Sarluis i.p.v. Sarlui. Vermoedelijk is de brief door een 'derde persoon', geen familielid, geschreven.
Daarna zijn er geen mededelingen meer.
Mozes en zijn vrouw Kaatje worden beiden op 19 november 1942 in Auschwitz vermoord.
Terug naar: Het gezin Sarlui (1)
Of naar: Het gezin Sarlui (7)