Mozes Sarlui, het hoofd van het gezin, was van beroep lompenventer. Hij heeft zijn hele leven ‘in de lompenhandel’ gewerkt. Later wordt hij ook wel koopman in lompen, ‘sjouwerman en opruimer in een lompenbedrijf’ genoemd. Hij is lid van de lompenventers vereniging. Mozes is geboren op 26 juni 1884 en trouwde op 25 mei 1904 met Kaatje van der Woude, geboren op 18 februari 1885. Zeven maanden later werd zoon Louis geboren.
Mozes is gekeurd voor de militie, hij was 1 meter en 572 mm groot/lang. Hij werd ‘tot den dienst aangenomen’ per 21 december 1903 maar op 8 juni 1904 afgekeurd wegens lichaamsgebreken. Het ging volgens het militieregister om ‘gebrek 100’. Dit stond voor: “Vergrooting, ontaarding en verlies van de lel, gepaard met stoornis in het spreken of in het slikken”. Bron: Nationale Militie – Reglementen Geneeskundig Onderzoek van 1883. Reglement B behorend bij Koninklijk Besluit 1883-151.
Het gezin Sarlui moet haast wel een van de eerste gezinnen in de Spitskopstraat zijn geweest. Wel geeft de woningkaart aan dat er voor het gezin Sarlui nog diverse andere bewoners zouden hebben gewoond op nummer 5 huis. Het gezin Sarlui komt net al vele andere bewoners ui de straat uit de oude Jodenbuurt en wel uit de Batavierstraat 34 (met een huur van fl.2,- per week). In 1923 wordt het adres Spitskopstraat 5 huis genoemd, de huur bedraagt fl.4,50 per week.
Mozes en Kaatje hebben volgens het dossier zes kinderen, vijf jongens en een meisje. De oudste, Louis, is al vanaf zijn 16e, aan het werk. Hij is 18 jaar oud en winkelbediende bij Bartels in de Hoogstraat 22 en verdient fl.20,- per week. De overige kinderen zijn in de leeftijd van1 tot en met 13. Overigens is er op 4 februari 1907 nog een dochter geboren, Judith. Van haar is niets bekend, mogelijk is zij op jonge leeftijd overleden. Zij wordt in ieder geval niet genoemd in het dossier van haar vader.
De eerste rapporten zijn nog van het Burgerlijk Armbestuur, Afd. Huiszittende armen, Weduwenhof en Armenhuis (H.Z.A.). De oude stukken zijn gewoon opgenomen in het dossier Maatschappelijke Steun van latere datum. In het eerste rapport van december 1920 wordt het gezin beoordeeld als een net gezin ‘van goed gedrag’. Mozes is lompenventer die voordien geruime tijd een broodwijk heeft gehad. Naar schatting verdient hij ongeveer fl.20,- per week. Zij vrouw, Kaatje, is zonder beroep, de ambtenaar tekent daarbij aan dat zij ‘corpulent’ is. Later wordt overigens ook nog ‘opgemerkt’ dat zij een oog mist.
Volgens informatie in de omgeving van het gezin is, gezien de levenswijze, van armoede geen sprake. Volgens de ambtenaar proberen zij waarschijnlijk ‘iets los te krijgen’ met het oog op de tijdsomstandigheden. Daarbij komt ook nog eens dat de oudste jongen, bedoeld wordt Louis, bij navraag fl.5,- per week verdient (bij de firma Cohen & Polak op de Nieuwe Herengracht 85).
Terug naar: Het gezin Sarlui (1)
Of naar: Het gezin Sarlui (3)