In het begin van 1936 wordt Abraham ziek. Zijn aanvraag om steun wordt niet gehonoreerd. Er wordt in het dossier gewezen op het feit dat hij gezien zijn arbeidsverleden recht heeft op een R.U. (Rijks Uitkering). De informatie over de ziekteperiode en het eventuele recht op een uitkering is bijzonder onduidelijk. Enerzijds wordt gesuggereerd dat hij voor een periode van zes maanden ziektegeld (tot 31 juli 1936) van 16 gulden per week zou hebben ontvangen. Anderzijds wordt gesteld dat hij tussen 3 augustus en 22 augustus 1936 een R.U. (ziekengeld) geniet. Hij zou een opgebouwd recht hebben voor 48 dagen. Wat hem precies mankeerde is niet bekend. Aan het einde van de maand augustus 1936 is hij niet langer onder medische behandeling. Opvallend is de opmerking dat zijn patroon zeker nog geen werk heeft. Het moet dan gaan om de firma Duijzend waar hij al op 31 januari 1936 zou zijn ontslagen.
Overlijden van Harmanna en het huwelijk met Jannetje Matteman
Er zijn geen verdere aanvragen bekend bij het Bureau MS. Volgens het dossier: “man is aan het werk”. Wel wordt nog opgemerkt dat zijn vrouw, Harmanna op 19 februari 1938 komt te overlijden (zij is dan net 37 jaar).
Op 25 oktober 1939 hertrouwt Abraham en wel met Jannetje Matteman (geboren op 19 september 1898). Dat is ook de inschrijvingsdatum voor de woning in de Spitskopstraat 3 iii, de woning waar Jannetje woonde. haar ouders zijn in juni van 1939 verhuisd naar het Joodse Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Opvallend genoeg wordt op de woningkaart niet aangegeven dat Abraham er met een vrouw woonde. Jannetje wordt nog wel apart aangegeven. Heel lang zijn zij niet samen geweest. Beide worden in Sobibor, op 2 juli 1943 vermoord.
Zowel het eerst als het tweede huwelijk blijven kinderloos.
Het leeghalen van de woning
Na de deportatie van Abraham en Jannetje wordt hun huis leeggehaald. Leeggehaald door de instelling Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg. “Dit was de instelling die Joodse huisraad uit Nederland, België en Frankrijk naar Oost-Europa moest brengen voor het daar ingestelde Duitse bestuursapparaat. De huisraad van joden zou op initiatief van Alfred Rosenberg worden gebruikt om kantoren en huizen van Duitse ambtenaren in te richten. In Nederland werden joodse huizen leeggehaald (dit leeghalen werd ook wel pulsen genoemd) onder supervisie van de Hausraterfassungsstelle. Het grootste deel van het gestolen meubilair ging uiteindelijk niet naar Oost-Europa, maar kwam terecht bij vertrouwelingen van Rosenberg in het Ruhrgebied.” Bron: Joodsmonument.nl
Pulsen = leeghalen van Joodse Huizen door verhuisbedrijf Puls.
De inboedellijst
Van hun nog aanwezige bezittingen werd een inventarislijst opgemaakt. Deze lijst vond ik via het oude Digitaal Joods Monument en is nu nog terug te vinden via de ‘inboedelpagina’. Soms is er per kamer genoteerd wat er werd meegenomen. Dat geeft dan direct een indruk van de indeling van de woning, het aantal kamers. In het geval van Spitskopstraat 3 iii slechts een opsomming: “Geïnventariseerd op 23 juli 1942: Kamer: balatum, mat (3), tafel, stoel (2), tweepersoonsbed met beddengoed, kledingkast, hanglamp, spiegel, toiletrekje, wandplaat, wasmand, vitrage, overgordijn (2), toiletgerei, dameskleding, wasgoed, Boeken”
Naar: Spitskopstraat 3 III - De gezinnen Matteman en Stoppelman