In het begin vond ik Oost heel vreemd, want ik had altijd als kind in West gewoond. In mijn gedachten was Oost iets ver weg. Ik kende het helemaal niet, ik kende er ook geen mensen. Maar je raakt vertrouwd, je hebt het je vertrouwd gemaakt. Dat zegt nog niet of ik het wel leuk vind, want ik woon liever buiten.
Ik heb nu geen huis met een tuin. Dat mis ik, want ik heb achttien jaar in Friesland gewoond. Mijn woning is goed, maar ik ben heel veel in mijn volkstuin bij Schellingwoude, in Waterland. Ik kom hier alleen de post halen en de administratie doen. Een kamer erbij zou mooi zijn, maar het is wel een ruime woning met z’n tweeën.
Wat betreft de bevolkingsgroepen: je hebt hier van alles wat. Al die verschillende winkeltjes. Soms haal ik ook wel een brood bij een Turk. Groenten en soms vlees bij een Marokkaan. Mijn buren zijn een mix van alles en nog wat. Een Joegoslaaf, een Javaanse en vijf Nederlanders. We groeten elkaar en de buren hiernaast nodigen we wel uit voor de tuin. We letten op elkaars auto.
Ik wil de stad uit en in ieder geval in een klein stadje gaan wonen, misschien wel in Edam. Ik ben gewoon geen stadsmens. Vroeger ging ik vaak uit, naar musea en bioscopen, maar dat zegt mij niets meer. Het liefst loop ik in spijkerbroek met laarzen. Ik ben begonnen op hoge hakjes en geëindigd op rubberlaarzen. Ik ben een echt natuurmens.