Barnum & Bailey op Oud-Rosenburgh -1901
Nu we het toch over de Watergraafsmeer hebben... In 1901 klopte een vertegenwoordiger van circus Barnum & Bailey bij Amsterdam aan om hun circus een paar dagen hier te neer te mogen zetten en voorstellingen geven. Amsterdam - op z'n voorzichtigst - belde eerst naar andere steden waar die circusmensen neergestreken waren en werden gewaarschuwd dat de schade achteraf niet opgewogen had tegen de inkomsten eruit. Aldus gewaarschuwd stelde de stad voor een vergunning te geven tegen een vergoeding van ƒ10.000. Dat vond de circus-maatschappij wel een beetje veel en polste een paar buurgemeenten. Watergraafsmeer 'stonk' er in en gaf toestemming 8 dagen te staan. Tegen een vergoeding van ƒ600 mocht het circus het terrein van Oud-Rosenburgh gebruiken. Er was één voorwaarde: de toegangskaartjes mochten de ƒ1,00 niet overstijgen.
Nou kwam Barnum & Bailey nooit met één tent. Naast de enorme hoofdtent (3000 zitplaatsen, afmeting 180x70m) was er een kleine voor de tentoonstelling van rariteiten als reuzen en dwergen, vrouw-met-baard en de poedelman, de dikste en dunste mens ter wereld, een Siamese tweeling en andersoortige mismaakte mensen (foto). Het circus was een jaar ervoor net overgenomen door de gebroeders Ringling die gespecialiseerd waren in rariteiten. Voor die tentoonstelling in een kleinere tent werd een extra toegang van ƒ0,30 gevraagd. Naast de tenten voor optredens waren er nog tientallen kleinere tenten die als stallen, keukens en verblijven dienden. Achter Oud-Rosenburgh was een groot terrein dat nu wel flink vol stond.
Toen de affiches opgehangen werden, stelde het stadhuis vast dat de toegangsprijzen niet als afgesproken waren en de toegangsprijs opliep tot ƒ1,25. De directie werd ter verantwoording geroepen en er werd een boete van ƒ100 bedongen.
De Meer-bewoners hadden nog nooit zoiets meegemaakt en half Amsterdam stroomde naar de Meer om het spektakel ook mee te maken. Het was zo druk dat alle veldwachters nodig waren om de orde te bewaren. En nog steeds dacht het gemeentebestuur dat ze een lucratieve deal hadden gesloten.
De enorme karavaan van wagens en dieren, getrokken door naar zeggen 8000 paarden, liep van het station Weesperpoort over de Linnaeus- en Middenweg naar Oud-Roosenburgh, begeleid door, alweer naar zeggen, 7000 man personeel. De toegangspoort werd onmiddellijk kapot gereden omdat sommige wagens te breed waren. De los gevoerde olifanten brachten eveneens veel schade aan straten, paden en het veel te drassige terrein aan. Ze waren wel handig als er weer eens een wagen tot z'n assen in de modder wegzakte. De grote horde van vele duizenden bezoekers deed het terrein evenmin goed en na acht dagen was Oud-Roosenburgh total-loss. Er werd bij de directie van het circus een claim neergelegd om de schade te kunnen herstellen; die vergoeding moet nog steeds komen. Zelfs het innen van het staangeld had de nodige voeten in de aarde. Niemand die het geld had om Oud-Roosenburgh te herstellen. Dat was min of meer het einde van het voorlaatste grote lusthof van de Watergraafsmeer.