Naast schoenwinkel Bata (op de hoek van de Insulindeweg en de Molukkenstraat) zat de eerste snackbar van de buurt. Deze had een soort raam dat als loket werd gebruikt. Geen idee meer wat een patatje kostte, 25 cent? Dat kan ik beter aan mijn bovenbuurmeisje en vriendin Lottie vragen want die werd elke zondag naar de patatboer gestuurd om de zondagsmaaltijd te halen. Als mijn vader ‘s zondags tegen zes uur Lottie over de trap naar beneden hoorde trippelen riep hij: "pataaaat".
Bij ons werd ‘s zondags uitgebreid gegeten. Zondag ’s morgens zat mijn vader aan tafel op een krant de soepgroente schoon te maken en klein te snijden of de aardappelen te schillen. De soep bouillon stond dan al te trekken en de geur hiervan hing door het hele huis.
Toen ik wat ouder werd en op zondagmorgen probeerde wat uit te slapen werd ik wakker van het kolenscheppen op de veranda. De kolenkist bevond zich achter mijn slaapkamer. Schep….vroets in de kolenkit, schep… vroets… schep… vroets. Vervolgens drong de geur van zelfgemaakte groentesoep door tot mijn kamertje en dan de lucht van het gestoofde draadjesvlees. Zondagmiddag… geuren… operamuziek op de radio "Belcanto", voetbalverslagen op de radio. Groentesoep, aardappelen, groente, rundvlees met jus, appelmoes en een toetje van yoghurt en vla.