In april 1978 kwam ik uit Pakistan in Nederland. Er was veel verschil met waar ik vroeger woonde. In Pakistaan waren de huizen laaggebouwd en waren de straten niet van tegels, maar gewoon van zand en aarde. De huizen hier waren heel anders, hoogbouw, en op de straten lagen tegels. Ook de mensen waren anders.
In het begin was het heel moeilijk om te wennen. Ik kon niet eens de taal spreken om mezelf verstaanbaar maken. Mijn vader heeft ons het alfabet en de getallen geleerd. Toen hebben we ons ingeschreven bij een school om verder Nederlands te leren. Dat was in het begin heel moeilijk. Ik moest mezelf met gebarentaal verstaanbaar maken. Langzamerhand ging het beter. Het was ook moeilijk om vriendinnen te maken. Ze waren hier heel erg vrij en ik was niet zo vrij opgevoed. Zij praatten over vriendjes en over relaties. In mijn land was dat verboden. Het was een hele grote stap om aan zulke dingen te wennen.
Op mijn vierde dag in Nederland maakte ik de eerste sneeuwdag van mijn leven mee. Alles was zo wit en mooi, net als in een sprookje. Ik kon mijn ogen niet geloven, er lag zoveel sneeuw op straat. Dat zoiets uit de lucht kon vallen! En als je er op liep, dan hoorde je een heel ander geluid. Dat geluid hoor ik nog steeds in mijn oren. We gingen ook sneeuwballen gooien, onze jassen waren vol met sneeuw en onze handen en gezicht waren rood van de kou. Dat was mijn eerste mooie sneeuwdag in Nederland.