De portieken aan de Schollenbrugstraat waren perfect voor het spelen van verstoppertje en voor de (eerste) amoureuze ontdekkingsreizen. De vriendjes die ik mij herinner waren Jantje Rubenkamp, Hans Leschot, Albert Slager, Tonny van der Schaaf, de zussen Marijke en Els de Graaff en Simone de kleindocher van een mevrouw die woonde op nummer 23 bel-étage. Een vriendje van de kleuterschool, André Groothuizen, woonde in de Overamstelstraat. Hij verdronk in de Amstel tegenover Café Hesp. Hij werd begraven vanuit de Thomas van Acquino kerk in de Rijnstraat. Alhoewel ik er niets van begreep, maakte de gebeurtenis een grote indruk op me.
In de buurt waren verschillende trapveldjes waar we konden voetballen. Want voetballen op de straat was riskant. De politie nam dan je bal in beslag nam en fietste met de bal achterop de bagagedrager ermee weg. Vlak na de oorlog was er bijna geen speelgoed, dus een voetbal was een grote luxe! Een van de veldje was tegenover de Schollenbrugstraat, daar was langs het water een braakliggend veldje met de villa van de Bertels familie. En aan de andere kant van de spoordijk was ook zo’n trapveldje, waar nu de banketbakkersschool is.
In de loop van de jaren vijftig en zestig werden de trapveldjes allemaal bebouwd. Tegenover het water van de Schollenbrug werd de school voor het midden- en kleinbedrijf gebouwd en de Bertulsvilla vervangen voor de hoogbouw van een verkeringsmaatschappij. En aan de andere kant van de spoordijk werd het hoofdkantoor Renault Nederland gebouwd. Tijdens de bouw van het Renault gebouw was ik er keetjongen en maakte ik’s avonds de keten van de bouwvakkers schoon. Mijn moeder was ‘koffiejuffrouw’ van de directiekeet en beheerde na de bouw het directierestaurant van Renault. Naast Renault werd de banketbakkerschool gebouwd die vanuit de Quellijnstraat verhuisde.