Ik heb de oorlog in mijn kinderjaren meegemaakt, in Indonesië. Mijn vader werkte bij de Staatsspoorwegen en moest in de oorlog natuurlijk doorwerken. Zodra hij buiten was moest hij een band van stof om zijn bovenarm dragen.. Wij woonden in het toenmalige Batavia, gewoon in een woonhuis in een straat. Het was voor iedereen een uitgesproken rottijd. Ook voor ons. Ik denk aan wat ik ervan gemerkt heb: ouders die bang en daardoor niet vrolijk waren, alarmfases, ramen verduisteren en schuilen in schuilkuilen. Later toen ik met mijn man naar Indonesië ben gegaan, voor het eerst sinds ons vertrek naar Nederland, zag ik die straat weer terug. We hebben er een stukje videofilm van gemaakt. Op dat stukje is ook een bedelaar te zien en ik dacht: "dat kan ook wel een Indische Nederlander zijn". Wij moesten weg uit Indonesië en vonden in Holland ons nieuwe vaderland. Daarvóór moesten wij onze spullen, waaronder huisraad verkopen. In Limburg was de eerste aankoop van mijn vader en moeder een trapnaaimachine, op afbetaling. Mijn moeder maakte altijd zelf onze kleding, zoals ik later ook voor mij en mijn kinderen heb gedaan. Toen mijn vader in Amsterdam een baan kreeg bij de Nederlandsche Spoorwegen kwamen we in de Dulongstraat te wonen. Het was nieuw en er was nog zand waar nu de speeltuin van de Dulongstraat en Von Liebigweg is. Het was een moeizame tijd, maar kinderen spelen overal en wij speelden in dat stuk zand en rondom in de wijk. Wij gingen naar de Abraham van Riebeeckschool. Mijn zusje Pamela zat op de balletclub van Speeltuinvereniging Frankendael. In 1960 gaven ze een hele mooie voorstelling van ‘De Gouden Vogel’ waarin mijn zusje een rol had. De dansers waren zo gracieus en wij waren heel trots op mijn zusje want het was echt mooi!
Kinderen spelen overal
In 1960 gaven ze een hele mooie voorstelling.
8311 keer bekeken