Het 27 april 2006, een bewolkte donderdagmiddag. In Betondorp staan grijze huizen, maar in sommige straten heb je witte huizen. Vandaag is er feest in een wit huis. Een wit huis met een plat dak. De achterdeur is de voordeur. De tuin is nu de woonkamer. Opa’s en oma’s zitten buiten. Kleurige vlaggetjes zijn opgehangen tussen de achterdeur en de berkenboom in de tuin. Ze wapperen in de wind. Het is te koud voor de tijd van het jaar. Maar het kan de pret niet drukken.
Het feestvarken zit in de kinderstoel. De kleine krijgt een stuk Jip en Janneke taart, terwijl opa’ s en oma’s onafgebroken glimlachen.
‘Wat eet ze lekker, hè’, zegt een oma.
‘Zit ik in je uitzicht’, vraagt de moeder.
‘Nee hoor, ik kan zo precies langs je heen kijken’.
‘Wat voor cadeautjes heeft ze gekregen?’, vraag ik.
Gelukkig heeft ze bijna haar taart op, zodat ze zelf haar cadeautjes kan laten zien. Een solide houten duwkar komt te voorschijn. Ze wil er in zitten. Eigenlijk is de kar bedoeld om achter te lopen, maar dat lukt nog niet. Dit is de oplossing van iemand van één jaar! De kleine meid klimt in de bak. Tante gaat haar duwen. Na vijf minuten is het genoeg. Twee paar handen grijpen haar handjes. Hupakee, zo eruit.
Ze zet haar eerste pasjes naar opa. Opa kijkt glunderend toe. Zijn kleindochter, wat is ze alweer groot. ‘Kom maar lekker bij opa op schoot’, zegt hij trots. De kleine wordt op schoot getild. Het is van korte duur. ‘Ze moet naar bed, anders haalt ze het niet tot half acht’, verzucht de moeder. ‘Zal ik haar naar bed brengen?’, vraagt de vader.
‘ Ja, dat is goed’, glimlacht moeder. ‘Dag, zeg maar dag tegen iedereen Lieve’.
Zo’n eerste verjaardag is bijzonder. Zeker die van Lieve.