Getogen in oost (19)
Omstreeks 1965 (ik was toen 19 jaar) raakte ik betrokken bij de Zondagsschool van de Gereformeerde Kerk. Ik kon aansluiten bij Til Grosheide en Ton Zijp. We waren van dezelfde leeftijd. Met z’n drieën zorgden we iedere zondagochtend voor anderhalf uur vermaak voor kinderen uit de Transvaalbuurt. We zaten in een schoolgebouw in de Kraaipanstraat.
Zodra we de kinderen rustig hadden gekregen met limonade en snoep, begonnen we met een Bijbelverhaal en een vrolijke meezinger. Daarna mochten de kinderen kleien, figuurzagen, kleuren, of wat we ook maar voor ze hadden bedacht.
Een keer per jaar werd er voor de gehele Zondagsschoolvereniging van Amsterdam-oost een kampweek georganiseerd. Een van die kampweken had als thema de riddertijd. Hoogtepunt was het huwelijk van ridder Ton met jonkvrouw Til. Ik speelde de rol van roofridder, die de bruid zou trachten te schaken. Wat was ik graag de bruidegom geweest want ik was, net als Ton overigens, hopeloos verliefd op Til.
Het hoofdstuk ‘Schermutselingen’ uit mijn nieuwe verhalenroman ‘Wie de jeugd heeft kan wel janken’ gaat over onze heroïsche strijd.
Ter gelegenheid van de presentatie van mijn eerste boek in 2013, dus bijna 50 jaar later, kwamen Til, Ton en ik elkaar weer tegen (nee, het is geen stel). Ik herkende hen in eerste instantie niet. Sindsdien zien we elkaar regelmatig. Vorig jaar bezochten we dierbare plekken in Amsterdam-oost, waaronder het schoolgebouw in de Kraaipanstraat.
Dit verhaal is de weergave van een van de reacties geschreven door John Toxopeus onder zijn verhaal Getogen in Oost