Het was het begin van de hongerwinter. Borstvoeding had mijn moeder niet. Mijn vader schooide bonnen voor extra melk met gevaar verraden te worden en daarna opgepakt als onderduiker.
In 1995 hadden wij op school -ik was toen directeur van de Scholengemeenschap Sint Jozef in Woerden- een middag naar aanleiding van 50 jaar bevrijding. Er werd een bijeenkomst georganiseerd en men vroeg mij deze te openen. Daartoe had ik met mijn vader en moeder een gesprek dat ik opnam op een cassette. Mijn moeder vertelde over kerst 1944. ‘Het was toen erg koud en ook jij (Peter) voelde koud aan. Ik ben toen in bed gaan liggen met jou en daardoor werd je weer wat warmer. Buiten hoorde ik het Leger des Heils kerstliederen zingen. Toen dacht ik deze tijd gaat ook weer voorbij’.
De leerlingen zaten in de aula toen ik dit stukje liet horen. Je kon een speld horen vallen. Ook ik was trots op de positieve instelling van mijn moeder.
In 1945 verhuisden wij naar de Makassarstraat 39”’. Daar waren twee slaapkamers en kon er gezinsuitbreiding komen. In 1947 mijn broer Hans en in 1949 mijn zus Ria. Zij werd dus dit jaar (2019) zeventig jaar.
In die tijd werd ik door mijn moeder naar het Bavohuis gebracht. Daar was de kleuterschool. Later ging ik naar de Batjanstraat voor het laatste jaar op de kleuterschool.
Ik had ‘de pech’ op 1 oktober te zijn geboren. Je moest voor 1 oktober zes jaar zijn en dan mocht je naar de lagere school. Ik moest dus een jaar wachten en dat terwijl ik erg toe was aan lezen en leren. Fröbelen was en is niet mijn sterkste kant.
SINT FRANCISUS VAN SALES
In 1950 mocht ik dus naar deze lagere school in de Javastraat (200). Ik herinner mij juffrouw Rietveld van de eerste klas. Naast de kachel waarin nog turf werd verbrand, was haar klas. Aan de muur in de gang hing een schild van een grote schildpad. Heeft dit mijn interesse voor de natuur mede helpen vormen? In de tweede en derde klas had ik meester de Boer. Hij werd mijn inspiratiebron om later onderwijzer te willen worden. In de vijfde kregen wij meester Fontaine. Hij was oud-directeur van het weeshuis. Ook een geweldige meester. Hij vond dat ik naar de HBS moest en het schoolkeuzeonderzoek in de zesde bevestigde dit. Het hoofd, meester J.J. de Wit, was in de zesde de onderwijzer waardoor ik bijvoorbeeld de liefde voor heemkennis van Amsterdam kreeg. Iets wat ik nooit meer heb losgelaten. Uit het raam van de zesde klas, aan de kant van de Soembawastraat, keken wij uit op de Elthetokerk. Hoe vaak heb ik gehoopt dat de tijd vlugger zou verlopen dan het deed. Ik wist het allemaal wel of ik had het gauw door, maar ja iedereen moest meegenomen worden.
In 1956 deed ik toelatingsexamen voor het Ignatius College. Ik mocht er beginnen. Wij waren toen al verhuisd naar de Palembangstraat 67”.
In 1962 ontmoette ik mijn vrouw tijdens het schriftelijk examen op 17/18 mei in het Van Nispenhuis. Toen woonden wij nog in de Palembangstraat. Ik liet eens het briefkaartje zien waarop zij vroeg of ik haar wilde bellen. Wij hadden geen telefoon en ik moest naar de Insulindeweg om in een telefooncel te bellen. Na de tweede klas op het IG (ik was in de eerste blijven zitten) ging ik naar de Dominicus ULO in west. Mijn zeer meelevende vader moest hard zijn best doen een plek voor mij te zoeken. Het was vakantietijd.De H.B.S. tijd was de tijd dat ik puber werd en stommiteiten uithaalde. Gelukkig maar, anders had ik Berry niet ontmoet.