Op de eerste zomeravond ging ik met mijn camera naar Park Frankendael. Op groot scherm werd daar in het kader van het Holland Festival de live-uitvoering van Jacques Offenbach’s “Les contes d’Hoffmann”, of wel “Hoffmans Vertellingen” uit gezonden. Een uitvoering van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en de Nationale Opera.
Het was koud en er stond een harde wind. Dat viel tegen na het prachtige zomerweer dat wij in de afgelopen periode hebben gehad. Het publiek was heel gevarieerd gekleed. Ik zag warme jassen, mutsen, omslagdoeken, blote armen en blauwe plastic poncho’s tegen de regen, die ter plekke werden uitgedeeld of verkocht. Dat weet ik niet. Op enig moment kwamen de paraplu’s tevoorschijn. Uiteindelijk bleef het gelukkig bij een paar druppels.
Het was een heel verschil in vergelijking met vorig jaar. Toeschouwers, zomers gekleed, op een overvolle tribune en zittend op het gras met picknickmanden en allerlei etenswaren. Nu was de tribune helaas niet vol. Toeschouwers hadden hier en daar wel eten meegebracht. Dat was geen luxe, want de voorstelling zou drie uur en vijftig minuten gaan duren. Aan de zijkant van de weide stonden een paar eetwagens met o.a. warme worst. Een ijsman zag ik niet. Misschien dat hij later nog is gekomen. Ondanks de prachtige muziek heb ik niet op hem gewacht. Ik kreeg het koud en ben naar huis gegaan.