In het huidige Amsterdam is de fiets niet meer weg te denken uit het straatbeeld. Maar voor veel nieuwe Amsterdammers is dit vervoermiddel niet vanzelfsprekend. Daarom wordt sinds de jaren tachtig in verschillende buurtcentra en sportzalen fietsles gegeven aan vrouwen, in het bijzonder aan nieuwkomers. Het kunnen fietsen vergroot de mobiliteit en geeft de vrouwen een gevoel van onafhankelijkheid.
In Buurtcentrum Transvaal wordt sinds begin jaren negentig ook fietsles gegeven. Rinie Schmidt, volwassenenbegeleidster zette een cursus op waardoor vrouwen na ongeveer twaalf lessen een fietsdiploma kunnen halen. Ze krijgen eerst theorieles en oefenen in een gymzaal met fietsen, remmen en bochten maken. Vervolgens gaan ze als laatste lesonderdeel, na zo’n zes lessen, de straat op. Ze dragen dan een fiets-hesje zodat voorbijgangers kunnen zien dat het om een lesgroep gaat en daar rekening mee kunnen houden. Tijdens de buitenles leren de vrouwen omgaan met verschillende situaties, zoals voorrangswegen, kruispunten en vaart maken bij het opstappen. Wanneer de vrouwen het fietsen onder de knie hebben, krijgen ze een officieel fietsdiploma.
Het eerste fiets die Buurtcentrum Transvaal gebruikte voor de fietsles was een klein roze fietsje. Tot 2000 hebben talloze vrouwen op dat fietsje hun eerste tochtje gereden. Tegenwoordig worden steeds vaker nieuwe fietsen aangeschaft voor de les. Een enkeling neemt zelfs een eigen fiets mee.
Buurtcentrum Transvaal schonk alle voorwerpen (van verkeerspellen tot mappen, van fiets tot pylonnen) die bij dit verhaal op de foto staan aan het Amsterdams Historisch Museum. De voorwerpen werden vertoond tijdens de tentoonstelling 'Oost, Amsterdamse buurt' (10 oktober 2003 t/m 29 februari 2004) en maken nu allemaal deel uit van de museumcollectie (AHM).