Het Maandblad van Rechouwous (deel 2)

Verteller: Rechouwous feb 1926. Rechouwous
Auteur: Frits Slicht Frits Slicht
Advertentie uit Het Maandblad, februari 1926.

Advertentie uit Het Maandblad, februari 1926.

 

 

Tussen het zevende en het achtste en tussen het achtste en het negende nummer zit telkens een lange periode. Ik vermoed dat het doen uitgeven van een maandblad de financiële mogelijkheden van Rechouwous te boven ging.

In het jaarverslag (het 2e jaarverslag), gepubliceerd in het negende nummer van maart 1928, staat:

“Ons Maandblad stond wat zwak ter been,

Waar het dit jaar maar eens verscheen.”

Opvallend is de vorm waarin het jaarverslag is geschreven, namelijk in rijm. Het negende nummer is waarschijnlijk alleen maar verschenen dankzij een bijdrage van “Beis Jisroeil” (Joods Ons Huis). Beis Jisroeil maakt zich, net als Rechouwous, zorgen over de bekeringsdrang van het Leger des Heils. Een andere reden was het verzorgen van godsdienstonderwijs aan de joodse kinderen in het Zeeburgerdorp (bron: NIW van 20 juli 1928).

In het februarinummer van 1926 komt rabbijn Coppenhagen aan het woord, ik noemde hem al even. Hij is de geestelijk leider van Rechouwous en dat blijkt ook uit de vele artikelen die ik in het NIW heb gevonden. Na enige tijd wordt hij erevoorzitter. Voor het maandblad ziet hij vooral een opvoedende rol weggelegd. Kennis omtrent ‘ons geloof’ ontbreekt volgens hem bij velen en verdient in zijn ogen een nadere bestudering. Kortom, hij ziet zichzelf als leraar!

Hij schrijft in praktisch alle nummers wel een artikel, ook in die van 1940. Naast zijn schriftelijk bijdragen is hij een geziene gastspreker op de bijeenkomsten van Rechouwous.

Voor en door de leden

Het maandblad wordt gemaakt voor en door de joodse leden van de vereniging. Maar richt zich toch zeker ook op hen die wel joods, maar geen lid zijn. Samuël Vorst, lid van het bestuur, van de propaganda commissie schrijft daarover: “In februari 1926 zijn er meer dan 120 personen lid. De vereniging is begonnen met 30 leden. Een snelle groei zou je zeggen. Klopt, maar: Want wat beduidt een 120 leden bij het groote aantal Joodsche gezinnen in onze buurt?”

Volgens de redactie zijn er: “ongetwijfeld over de vierhonderd familiën in de Indische Buurt.” In de ogen van Samuël Vorst is het ondenkbaar dat zij niet allemaal lid zouden moeten zijn.

Terug naar de inhoudsopgave.

Alle rechten voorbehouden

77 keer bekeken

Geen reacties

Voeg je reactie toe