Zo ongeveer tussen de nummers 8 en 20 in de Baweanstraat was een huizenblok dat ‘nieuw’ was, dat wil zeggen dat de huizen daar een douche hadden. Een groot deel van Wil’s familie vaderszijde kwam daar te wonen rond de jaren '30. Niet dat ze van ver kwamen, Wil’s moeder was geboren in de Ceramstraat en haar vader kwam van het Makassarplein. In de familie Botter was het de gewoonte dat alle jongens na het 7e leerjaar op het abattoir gingen werken, zo ook Wil’s vader, Theo . Soms mocht ze mee naar zijn werk, maar dat vond ze maar eng, al die kadavers. Vader was meester slachter en hoe goed hij zich ook waste er hing een bloedgeur om hem heen. De arbeiders mochten geregeld wat vetafval meenemen naar huis, vandaar dat de Baweanstraat ook wel de ‘Vetsteeg’ werd genoemd. In de oorlogsjaren was het illegaal om vet mee te nemen, maar vaak wel een levensnoodzaak: de mannen bonden het vet op hun blote lijf zodat ze niet gesnapt werden als ze gecontroleerd werden.
Als kind vond Wil het volkomen normaal dat ooms, tantes, grootouders en neefjes en nichtjes naast elkaar woonden, ze dacht dat iedereen zo leefde. Het was ook heel gewoon dat er altijd kinderen op straat waren om mee te spelen. En wat was het een heerlijke buurt om te spelen: het Javaplantsoen, het Jodenmanussie, en het Zuiderzeepark boden een variatie aan speelplekken . Als kers op de taart werd er ook nog een speeltuintje gebouwd op de Kramatweg. In de knikkertijd knikkerde Wil veel met haar vriendin Toos Bartels en als ze verloor speelde haar broer Theo met Ton, de broer van Toos om de knikkers terug te winnen. Hielp dat nog niet, dan speelden de vaders tegen elkaar in Wil’s herinnering.
Vader Theo was een geziene persoon in de buurt, mensen kwamen met problemen naar hem toe en wonnen zijn raad in. Vader en moeder waren vooruitstrevend en waren lid van de NVSH ( Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming). Er waren dus voorlichtingsboeken met ‘echte’ plaatjes in huis en het hele gezin ging soms samen onder de douche. Hoewel de buurt daar schande van sprak, kwamen er toch geregeld vriendjes en vriendinnetjes op bezoek die wel heel graag die bepaalde boeken wilden bekijken. Vader was ook een bewuste arbeider, hij werkte graag op het abattoir maar was zich er terdege van bewust dat je daar geen pensioen opbouwde. Ter wille van zijn gezin is hij daarom later overgestapt naar de autobranche. In 1969 is het gezin via woningruil vertrokken uit de Baweanstraat naar de Watergraafsmeer. Maar de familie is nog vaak teruggekomen in “ onze eerlijke, hardwerkende, sociale buurt: de Indische buurt”.