Tekorten waren er al vroeg in de oorlog. Maar wanneer het precies begon, is onduidelijk omdat het eigenlijk heel geleidelijk ging. Distributie kwam al snel op gang en heeft overigens tot ver na de oorlog nog voortgeduurd. De textiel distributie duurde wel tot 1948. Suiker en koffie gingen, geloof ik, als laatste uit de distributie. Alles ging toen zo'n beetje met bonnen. Botman de groenteman bij ons op het hof bijvoorbeeld. Hij gaf een soort nummertjes uit en op een zeker tijdstip kon je dan suikerbieten halen. Je moest dan wel bij hem voor de deur staan, anders waren ze weg. Eigenlijk was het niet onze groenteman, maar ja, hij zat nu eenmaal bij ons op het hof. Kwakman, daar kwamen we vaker, want daar haalden we ons brood.
De Centrale Keuken.
Ik ben ook een enkele keer wel bij de Centrale keuken geweest. Die zat toen achter de Hema bij het zwembad. Hoe vaak weet ik eigenlijk niet. Je wist wel dat je bij de gamel moest gaan staan die bijna leeg was. Omdat er onvoldoende werd omgeroerd zaten de wat vastere bestanddelen onderin. Wist je dat niet of deed je dat niet, dan kreeg je een soort waterig soepje.
Ook hier hadden ze een soort systeem van verdeling. Daarvoor gebruikten ze tramkaartjes, de zogenaamde korte rittenkaartjes. Die was voor twee haltes, als ik het mij goed kan herinneren. Die waren nog van voor de oorlog. Omdat die in de oorlogsjaren niet meer gebruikt werden, konden ze voor dit systeem worden gebruikt.
Als je bij de uitdeling was, werd met een halve literschep soep in het pannetje geschept (zelf meenemen). Daarna werd dat dan afgetekend op het rittenkaartje. Je had ook je distributie stamkaart nodig, dat was een voorwaarde.