De kinderjaren van Yvonne speelden zich tot haar 9e jaar af in de Wijttenbachstraat, ook toen al een drukke straat. “Ik werd aangetrokken door de bedrijvigheid van de Dappermarkt, ging na schooltijd helpen op de markt omdat ik het leuk vond. Op de plek waar we nu wonen was in die tijd een speelterrein waar we als kind vaak speelden en de hal van het Muiderpoortstation was de ideale plek om te tollen, het maakte zo’n leuk geluid op de stenen vloer. Via het Oeterwalerpad – dat wij het drollen pad noemden – kwam je op het terrein waar soms de kermis werd gehouden. Als kleuter heb ik nog eens van school gespijbeld om daar heen te gaan. Natuurlijk gingen we eens in de week douchen in het badhuis en op de terugweg keek in de spiegeling van het kanaalwater om te zien hoe mijn haar zat. Mijn broertje – Robbie Riemersma- is nog een plaatselijke beroemdheid geworden door een avontuur waarbij hij samen met 4 vriendjes opgesloten raakte onder het spoorviaduct. ( lees ook: http://www.geheugenvanoost.nl/36459/nl/twee-uur-lang-in-het-donker) Maar omstreeks mijn 9e verhuisden wij naar Amsterdam Zuid en ik vond het daar heerlijk rustig en besloot nooit meer terug te verhuizen naar Oost.”
Het liep echter anders, want na hun huwelijk in 1971 konden Rudolf – opgegroeid in het Centrum – en Yvonne een kleine woning krijgen in de Dapperstraat, boven de winkel in huishoudelijke artikelen van Duveen. Rudolf herinnert zich als een gezellige tijd; “je keek op de markt en de woning was knus, maar wel brandgevaarlijk, net als veel andere panden in de buurt. Het was de tijd van buurtsanering en vermoedelijk werd er ook vaak brand gesticht. De winkel van de ‘snoepkoning’ aan de overkant ging in vlammen op en de volgende dag zag je kinderen gepofte bonbons van de straat rapen. Naast ons zat een schoenmaker en ook daar ontstond brand, door een ongeluk met een frituurpan. Wij kwamen er met rookschade af, maar de schrik zat er wel in, we hebben tijdelijk ingewoond bij onze ouders want we wilden niet terug. Ik werkte bij de post en kende daardoor mijnheer Berenhout en via hem konden we voorgedragen worden voor dit deel van de Roomtuintjes, dat toen net werd opgeleverd.”
Yvonne herinnert zich haar eerste indruk van de woning “groot en luxe” , maar ook de schrik toen ze meteen een rookgeur opsnoof, gelukkig kwam dat maar van kinderen die buiten een fikkie stookten. “De eerste 25 jaar in de Roomtuintjes waren gouden jaren, wij waren lid van Pontania en de kinderen ook, deden aan heel veel activiteiten mee. Met de buren maakten we in de winter een schaatsbaan en werkten we samen in huuracties. Onze kinderen gingen naar een gewone volksschool, maar kregen daar een prima opleiding. De saamhorigheid is echter afgekalfd, een heleboel oorspronkelijke bewoners zijn in de 80er jaren weggetrokken, eerst kwamen er veel Surinamers wonen, later mensen uit Marokko of Turkije en nu weer veel studenten. In het algemeen zijn we goed met iedereen, maar er is meer afstand gekomen, je gaat niet bij elkaar op visite, waarbij ook speelt dat tegenwoordig beide partners werken. Toch zijn we verknocht gebleven aan dit buurtje, we voelen ons ook niet onveilig, hooguit is het onveilig dat er geen stoep is op sommige plekken. Maar er zou eens wat gedaan mogen worden aan de buitenruimte, nu zijn er mensen die een ijzer opslag maken van hun tuintje terwijl wij meteen een brief op poten kregen van de woningbouwvereniging toen wij het indertijd waagden om ons balkon in een ander kleurtje te verven “.