Wij woonden op Weesperzijde 64 in een heerlijk huis met drie ruime verdiepingen. Zo rond 1975 kreeg mijn vader vergunning om de hele nacht open te blijven, en van mijn achtiende tot mij twintigste heb ik s’nachts gewerkt.
In die tijd woonden er in de buurt enkele dealers en heel veel junkies. Op nr. 110 zat H.V.O. (Hulp voor Onbehuisden) waar daklozen 4 dagen per maand onderdak konden krijgen, de rest van de maand zwierven ze door de buurt. Op de foto hieronder zit ome Piet, een zwerver, voor de deur. Hij sliep jarenlang vier dagen per maand bij H.v.O. en de rest van de maand in het magazijn van de snackbar.
Even verderop aan de Weesperzijde zat het clubhuis van de Hell's Angels. De brug over de Amstel was toen nog open voor verkeer en alles wat uit de stad kwam en naar Oost moest kwam bij ons langs (en binnen). Dit alles bij elkaar zorgde voor enorm veel dynamiek.
Hoewel we geen vergunning hadden om alcohol te schenken, verkochten we zo’n 10 kratten per nacht, waarvan een aanzienlijk deel ter plekke genuttigd werd. Halve liters Heineken die we verpakten in patatzakken, de politie liet het oogluikend toe.
Achter in het magazijn stonden dozen met kleding en schoenen, afdankertjes van ons gezin en familieleden. Daardoor gingen er heel wat klanten een stuk beter gekleed de deur uit dan ze binnen waren gekomen. Ook als je honger had en geen geld ging je bij ons niet met een lege maag de deur uit.
Van alles kwam er binnen, vaak Duitsers die de weg kwamen vragen naar de abortuskliniek bij het Oosterpark, huismoeders die door hun man het huis uit geslagen waren, niets was te gek.
De verlegen buurman uit de Blasiusstraat bleek s’nachts opeens de buurvrouw te zijn. Die stille jongen die in de Oosterparkstraat nog bij z’n moeder woonde kwam s’nachts binnen als een zelfverzekerde leernicht. Als Frans van de Hell's Angels binnenkwam met z’n ernstig verminkte gezicht werd onze hond dol van vreugde: Frans gaf hem altijd een reep.
Ik ben daar in korte tijd volwassen en wereldwijs geworden, daar stond ik om vier uur s’nachts met een hoer snikkend op mijn schouder, helemaal overstuur omdat haar moeder aan het dementeren was. Nergens keek ik meer van op en niets vond ik gek.
Vanwege mijn man ben ik de stad uitgegaan, maar ik mis Oost nog steeds en die tijd s’nachts had ik voor geen goud willen missen.
De snackbar is tegenwoordig trouwens restaurant “aan de Amstel “