Toen ik 9 à 10 jaar oud was dacht mijn vader: "Die jongen moet maar eens aan de fiets". Nu wilde het toeval dat bij ons op de trap het gezin Koopman woonde. Meneer Koopman werkte bij de stadsreiniging en schuimde de straten af op allerlei materiaal dat door de mensen werd weggegooid. Soms zaten er ook bruikbare spullen bij, afkomstig van fiets- brommer- en motoronderdelen.
Mijn vader sprak met meneer Koopman af dat hij alle onderdelen die van fietsen afkomstig waren apart zou houden. Na verloop van 0.5-1 jaar waren er voldoende onderdelen 'opgevist' dat een begin gemaakt kon worden met de 'assemblage'.
Mijn vader, een doe-het-zelfer had voldoende ervaring met fietsen opbouwen, dat hij er met vol vertrouwen aan begon. Eerst reinigde hij de onderdelen, maakte ze vetvrij en zette ze in de primer. Daarna volgden twee laagjes zwarte glansverf. Binnen- en buitenbanden waren de enige onderdelen die nieuw gekocht werden. De kettingen, die Koopman had opgedoken waren niet veel soeps, maar ze werden gereinigd, de beste stukken weer aan elkaar geregen en met het juiste aantal tanden op de kettingwielen geplaatst. Lopende delen werden goed in het vet gezet en alle onderdelen die mijn vader had geschilderd op zijn 'plaats gezet'. Koplamp en achterlicht erop en hij was (zowat) klaar. Het pronkstuk van de fiets was namelijk het zadel. Dat was een lederen zadel van immense afmetingen!
Ik heb een paar jaar rondgereden op deze fiets totdat ik voor mijn verjaardag een heuse nieuwe Gazellefiets kreeg. Deze werd destijds iedere dag gebruikt om met mijn vriend Fred Wegman naar het Nicolaaslyceum in Amsterdam-Zuid te fietsen. Toen ik eenmaal een baan had, raakte ik helemaal verslingerd aan de racefiets. Ik kocht een hand-gemaakte superfiets bij de Firma 'Cycles Brands' in de Javastraat in Amsterdam-Oost, waarop ettelijke kilometers werden 'weggevreten' met mijn zwagers.