Vroeger was er hier in Oost in de Reinwardtstraat achter de brandweer het houten clubhuis van buurtvereniging Reinwardt. Daar kon je voor 5 guldencent de mooiste films zien. Ook griezelfilms waar je 's nachts nog van droomde. Eén keer per jaar werd er een grote optocht georganiseerd met praalwagens. Alle kinderen waren dan in het wit gekleed. Mijn twee zussen en ik liepen mee; in witte jurken, met witte sokken aan en een grote witte strik in het haar. Ik had vroeger een pietenkop met geen krulletje erin, maar mijn zus had prachtig lang blond haar. Daarom werd zij uitgenodigd om op de praalwagen te zitten, terwijl wij moesten lopen. Later kregen we een krantje thuis waarin over de optocht was geschreven. Mijn vader schoot vol toen hij het las. Dat de ouders zo hun best hadden gedaan om hun kinderen in het wit te steken. 'Maar vooral de zusjes van van Vliet', stond er, 'want die waren om te stelen'.
In datzelfde buurthuis heb ik ook volksdansen geleerd. Die dansjes leerde ik dan weer aan de kinderen uit de buurt. Dat ging vanzelf, als ik wat zei dan luisterden ze naar mij. Er hoorde een liedje bij dat ging zo:
'Duifje vloog in 't groene woud voortdurend heen en weer
En lei dan telkens in een boom wat groene takjes neer
En telkens riep hij roekoe roekoe roekoe
En toen het mooie voorjaar kwam
Toen lagen in dat nest
Twee lieve duivenkuikentjes
En beide hadden het best
En allemaal riepen ze roekoe roekoe roekoe.'
We stonden dan in een kring en af en toe maakten we een beweging als een vogel die een takje in het nest legt, dat was het spel.