Op een dag, het zal in 1971 geweest zijn, liep ik met mijn vriendje op straat waar we een kennis van hem tegenkwamen. Zij vroeg ons mee naar haar huis. Het was de tijd van hippies en dope en wij waren het een en gebruikten het andere. Een fijne tijd, waar je niet snel verbaasd stond. Maar in het huis waar Inge woonde viel ik van de ene verbazing in de andere. Het was een benedenwoning in de Wagenaarstraat. Via een heel klein halletje kwam je direct in de voorkamer. De wanden van zowel de hal als de woonkamer waren bedekt door glazen plankjes met daarop een schelpenverzameling. Je was meteen bang om je om te draaien en met een tas alles eraf te stoten… zeker omdat je bij binnenkomst enthousiast verwelkomd werd door een grote Newfoundlander en nog een andere hond. In de woonkamer stond een bed waar de ouders sliepen. Ook daar waren allemaal uitstallingen met schelpen, stenen en andere vondsten uit de natuur. In de hoek van de kamer stond een grote vogelkooi met daarin een kraai. Die was gewond gevonden in het Oosterpark, zo kreeg ik te horen. Er waren twee of drie katten en een hele grote Vlaamse reus. Alles was gezellig én netjes én schoon. Ik meen dat ze in de achtertuin ook nog duiven hadden. Als haar vader opstond, zag hij er in mijn ogen uit als een reus met een grote baard en hele grote handen. De laatste verrassing kwam in Inge haar kamer. Het was een klein wondertje precies in de stijl van dat moment, met Perzische tapijten op de vloer, op het bed én aan de wanden. Alle vrije stukjes wand én plafond waren beschilderd met ogen en handen. Het was net een grot, waar je je helemaal kon verstoppen. Een beetje eng maar zeker om nooit te vergeten.
Een huishouden van Jan Steen
In het huis waar Inge woonde, viel ik van de ene verbazing in de andere.
4222 keer bekeken