Jans kwam op haar 4e jaar in de Ringlaan te wonen, ze kan het zich nog goed herinneren hoe ze met haar moeder en jongere broertje over het bruggetje aan het eind van de Schalkburgerlaan liep en via een trapje de ringdijk af. De Ringlaan was een rustig straatje, dat doodliep tegen de weilanden.
Hoewel nog maar een kleuter had ze al 2 verhuizingen achter de rug, geboren op het Kastanjeplein woonde ze eerst nog in de 3e Oosterparkstraat . Haar moeder kwam door een echtscheiding alleen te staan met heel jonge kinderen en moest gaan werken. Jans en haar broertje werden naar de bewaarschool gebracht in de van Swindenstraat, nog steeds voelt ze een huivering als ze langs de gevel van het gebouw loopt, ze voelde zich daar erg verlaten. Ze weet nog dat alle kinderen een rood schortje voor kregen en dat je via een trapje naar de beneden gelegen tuin ging.
Eenmaal verhuisd naar de Ringlaan 8 – boven een kruidenier - ging Jans naar de kleuterschool en pasten de buren op na schooltijd.
Van haar schooltijd herinnert Jans zich vooral dat ze erg gepest werd omdat ze lang en mager was, maar ook het veelvuldig op straat spelen met buurtgenootjes; ‘je kende elkaar door en door, je had de huissleutel van elkaar en we trokken altijd met elkaar op’. De winkeliers in de buurt waren ook goede bekenden: oom Piet van Quatfass ijzerhandel – een grote,gezette man – en de 2 oudere dames die twee fournituren winkels naast elkaar runden. “O wat rook het daar muf, maar ze hadden wel van alles”.
Na de huishoudschool afgemaakt te hebben werd Jans naaister. In haar vrije tijd hing ze soms met een groep buurtgenootjes rond in het Amstelstation - “we waren hangjongeren, toen al “ – waar ze haar latere man leerde kennen. Hij kwam uit de de Wetbuurt, als nakomertje woonde hij nog bij zijn ouders in de Fahrenheitstraat. “En o wat werd hij verwend, als hij thuis kwam werden zijn veters los gemaakt en zijn schoenen uitgetrokken door zijn moeder. Maar dat benauwde hem wel, hij was blij om bij ze weg te komen. We trouwden tegen de zin van mijn schoonmoeder, die voorspelde dat ons huwelijk geen 6 weken zou duren”.
Jans en haar man gingen op een zolderkamer wonen in de Ringlaan 10, bij haar moeder ging ze naar het toilet en gebruikte ze de keuken. Jammer genoeg stierven de mensen bij wie ze inwoonden na een paar jaar en stonden Jans en haar man op straat. Via haar werkgever kreeg ze een halve woning in West, maar nadat hun dochter was geboren werd die woning te klein en zowaar kreeg ze een woning in de Ringlaan; op nr 12. Daar heeft ze 16 jaar gewoond en gezien hoe de weilanden verdwenen en de naam van de straat wijzigde in ‘Bessemerstraat’.
“Toen ik 42 jaar was overleden mijn schoonouders en konden wij het huis krijgen. Omdat het bezoek aan mijn schoonouders altijd met spanningen gepaard ging kwam ik liever niet in die buurt, mijn man wou het daarentegen graag en ik wilde niet egoïstisch zijn. En ik moet zeggen, het is 100% meegevallen. Ik was wel verknocht aan mijn buurtje, maar hier woon ik nu ook al 37 jaar met veel plezier”.