Vroeger op de lagere school, in mijn geval de 8e Montessorischool op de Zeeburgerdijk, had ik op dinsdagmorgen steevast buikpijn. En niet zo'n beetje, nee, echte buikpijn, met van die steken, waarvan ik wit om de neus zag.
Al gauw kwam mijn moeder er achter dat het iets te maken had met de handwerkles, dus thuisblijven was er niet bij. Ik was als de dood voor de handwerkjuf. Eigenlijk waren het er twee, het was een tweeling die zo op elkaar leek dat ik het verschil niet zag.
In mijn herinnering waren ze allebei lang en slank, met steil zwart haar, maar wie van de twee ik voor me had zou ik niet weten, zoals ik ook hun namen ben vergeten, maar dat kan te maken hebben met verdringing.
Ik was een zeer onhandig meisje, eigenlijk altijd gebleven. Al liet mijn moeder me iedere dag 20 naadjes breien (volgens haar moest iedere vrouw dat later kunnen) ik leerde het nooit. De babyslofjes die zij voor mij op vier pennen had opgezet, werden nog jaren daarna de 'tranenkousjes' genoemd, want ze waren stijf en hard geworden door mijn zoute tranen. Op de jaarlijkse ouderavond lagen onze werkstukken trots op onze tafeltjes uitgestald. Nou, van mij lagen er alleen broddellappen en dat kreeg ik natuurlijk de volgende dag thuis te horen...
Dat ik al heel jong prachtig kon voorlezen en verhalen schreef maakte thuis geen enkele indruk, noch mijn zelfbedachte en opgevoerde toneelstukjes en dansjes. 'Praten en breien' was mijn moeders credo, ze was gek op tegeltjeswijsheden. Een meisje moest haar handen kunnen roeren!
Logisch dat de handwerklessen mij buikpijn bezorgden, de juffen waren in mijn geval niet bepaald vriendelijk en geduldig en ik wil ze het liefst helemaal vergeten.
Wat me nog wel helder bijstaat is de vrachtauto die op 26 september 1951 aan de overkant van onze school een huis was binnen gereden. Daar was ik helemaal vol van en in mijn fantasie zag ik hoe een familie daar aan de ontbijttafel zat en ineens een bordje bij moest zetten... Want fantasie, dat had ik wel en gelukkig nog steeds!
Anneke Koehof ©