Ach ja, de Ritzema Bosstraat... Mijn hele jeugd heb ik er doorgebracht. Wij — mijn ouders, mijn 3½-jaar oudere broer Ruud en ik — woonden op nummer 40 1-hoog, op de hoek met de Kruislaan. We keken uit op de Ooster Begraafplaats. Waarschijnlijk was ik nog geen jaar oud (geboren in april 1954) toen we er vanuit de Röntgenstraat kwamen te wonen. Ik had mij geen fijnere jeugd kunnen bedenken! Het was destijds niet alleen een heel kinderrijke buurt, maar achteraf gezien ook zeer kindvriendelijk. Buiten spelen deden we volop: op de stoep, maar ook gewoon op de straat, want auto’s waren nog lang niet zo talrijk als tegenwoordig. Met een vriendje of vriendinnetje ieder aan een kant van de straat gaan staan en dan met een bal de stoeprand aan de overkant zo proberen te raken dat de bal weer terug stuiterde. Met knikkers spelen of met een tol. Zelfs de hoelahoep, het bliklopen op lege conservenblikjes met touwtjes eraan, het lopen op stelten en niet te vergeten het elastieken kan ik mij nog heel goed herinneren. En natuurlijk hadden wij ook een step, waarmee je je behoorlijk snel kon verplaatsen.
En als de sloot om de begraafplaats bevroren was, gingen we met schaatsen het ijs op of met een slee vanaf de slootkant naar beneden roetsen. Mijn broer was bezeten van ijshockey en speelde bij de Amstel Tijgers op de Jaap Edenbaan, dus met ijs op de sloot ging ook een puck en een stick mee.
Laatst was ik nog even terug in de buurt. De huizen hebben een ander aanzien gekregen door nieuwe kozijnen. Het barst er nu van de auto’s en als ik het goed weet, is er zelfs betaald parkeren ingevoerd. Maar toch: het blijft mijn straat!