De jodenkoek is een bekende koeksoort. Vroeger werden ze al veel gebakken en ook tegenwoordig zijn ze nog goed verkrijgbaar. Wat minder bekend is, mogelijk zelfs onbekend, is de herkomst van de naam. Er zijn een aantal mogelijke verklaringen die door het bakkerij museum keurig op een rijtje zijn gezet. Maar de conclusie is eigenlijk dat niets zeker is.
Op de website staan een aantal verhalen die over de spatsie gaan (zie de verhalen van Jules Schelvis, Katharina Blog-Suesan en van Carla Kaplan-Gobitz). Al deze verhalen koppelen het ijs aan twee koekjes.
Onlangs vertelde mevrouw Blog-Suesan dat zij niet jodenkoeken bedoelde, maar koeken van De Joode. De Joode zou een bakker zijn die juist dit soort koekjes zou bakken. Helaas is een bakker met deze naam onvindbaar, maar daarmee niet ‘onbestaanbaar’.
Maar dan nu de mogelijke verklaringen. Die van bakker De Joode is al even genoemd. Een andere verklaring zou zijn dat de joodse bevolking uit zuinigheidsoverwegingen dunne koekjes zou bakken. Veel producten die goedkoop waren, zouden daarom de toevoeging ‘joods’ hebben gekregen. Maar de armoede onder grote delen van de joodse bevolking zou mijns inziens eerder tot deze zuinigheid geleid kunnen hebben.
Voor alle zekerheid ook nog even langs bakker Hartog geweest. Hij is tenslotte niet voor niets de oudste nog werkende bakker van Amsterdam (en Nederland?). Hij had geen verklaring. De jodenkoeken zitten nog wel in het assortiment!
Een derde verklaring verwijst naar de matzes, ook een dunne koek. De koeken zijn plat en zouden verwijzen naar de platte ongezuurde broden die de joden in Egypte in opdracht van Mozes en Aaron moesten bakken voor de grote uittocht.
Lees verder bij: Jodenkoek, herkomst onbekend? Deel twee