Toen ons gezin in de Krugerstraat woonde, kerkten wij in de Rehobothkerk op de hoek van de Zacharias Jansestraat en de Willem Beukelsstraat in de Watergraafsmeer. Onderdeel van het kerkelijk leven was in die periode dat je (als jongen) lid was van de knapenvereniging. Meisjes waren lid van de meisjesvereniging. Aanvankelijk speelde je daar spellen als sjoelen, dammen en schaken en leerde je figuurzagen. Later kwam je op de leeftijd waar er van je werd verwacht dat je een inleiding kon verzorgen over bijbelse- of kerkgeschiedenis. De kerk werd in 1972 gesloopt.
Een van onze uitjes was op zondag een bezoekje aan Opa en Oma aan de Omval, tegenover het Amstelstation dat in 1937 werd gebouwd. Het was er altijd gezellig. Zondagmiddag ging Opa steevast naar de fabriek — Bertels’ Oliefabrieken — waar hij bedrijfsleider was. Hij hield daar kippen en konijnen en die moesten worden gevoerd. Deze beestjes zorgden er tevens voor dat er in de oorlogsperiode altijd wel iets goeds was te eten aan de Omval. Het rijtje huize waar Opa en Oma woonden is gesloopt, evenals Bertels’ Oliefabriek. Op dat terrein staan nu de drie hoogste gebouwen van Amsterdam, de 150 meter hoge Rembrandttoren, de Mondriaantoren en de Breitnertoren. Slechts het bruine café ‘de Omval’ herinnert nog aan de vroegere situatie.