Aan de even kant van de Schalk Burgerstraat had je het poortje naar de Kraaipanstraat. Naast dat poortje had je op nummer 18 huis het winkeltje van Abraham De Lange. Het winkeltje van De Lange had ook een bijnaam: āHet Stinkeltjeā. Het waren trouwens best vrome, religieuze, mensen. Hun zoon, die ook in de winkel meehielp, heette David. Omdat hij mank liep, als gevolg van een horrelvoet, had hij de bijnaam: āMonke Dowidā (is: Manke David).
In dit winkeltje kon je werkelijk van alles en nog wat kopen. Ze verkochten er bijvoorbeeld zeep en petroleum, maar ook snoep. Door al die geuren is de bijnaam van de winkel wel verklaarbaar. In dit winkeltje kon je voor Ć©Ć©n of twee cent dingetjes kopen. Je kon het daar per stuk kopen; snoep, wat ik al noemde, maar ook pleisters. Je hoefde dan niet meteen een hele doos pleisters te kopen.
Greetje
Ik herinner me opeens dat je in de Christiaan de Wetstraat een echt snoepwinkeltje had, het snoepwinkeltje van Tante Betje. Zij zat, gerekend vanaf het Krugerplein, net voorbij bakker Ploeg.
Mijn grootvader heeft in de President Brandstraat gewoond. Als hij naar ons in de Schalk Burgerstraat kwam, ging hij altijd eerst langs Tante Betje. Daar kocht hij dan iets te snoepen. Eenmaal bij ons thuis zag je uit Ć©Ć©n van zijn zakken een puntje van een stuk drop of iets dergelijks steken. Dan liep ik als kind naar hem toe en draaide om hem heen. Opa zei dan: āWat doe je nou, wat wil je van meā. Hij plaagde mij, ik zag het snoep echt wel zitten.